Chemie maakt een wereld van verschil in ons dagelijkse leven. Maar kan de Europese chemische industrie, die rechtstreeks €500 miljard aan de Europese economie bijdraagt, de politieke leiders overtuigen om naar hun zorgen te luisteren zodat de sector kan concurreren op wereldniveau? De tijd zal het leren. Maar de tijd dringt, legt Tom Crotty van INEOS uit.
De positie van Europa in de wereld staat onder druk. De petrochemische industrie, die rechtstreeks €500 miljard bijdraagt aan de Europese economie, staat momenteel voor grote uitdagingen. Uitdagingen zowel van buitenaf als van binnenin.
Maar als de Europese Unie op tijd tot rede komt, is geen van beide uitdagingen levensbedreigend, zegt Tom Crotty, Group director bij INEOS.
“Europa staat voor een duidelijke keuze,” zegt hij. “Tussen een neerwaartse en een opwaartse spiraal.”
Welke keuze het wordt, hangt af van twee factoren: het Europese milieubeleid, dat de kaart trekt van decarbonisering, en de vraag of Europa zijn eigen grondstoffen gaat exploiteren om de energiekosten te verlagen.
“Dat zijn de twee grootste issues voor de Europese Unie,” legt Tom uit.
Europa is momenteel één van duurste plekken ter wereld voor de petrochemische productie. Het Midden-Oosten is met een kleine voorsprong nog steeds de goedkoopste locatie, maar dankzij de schaliegasrevolutie is Amerika bezig met een inhaalrace.
“De EU heeft een wezenlijk probleem omdat twee grote nabijgelegen handelsblokken over veel goedkopere energie beschikken,” aldus Tom.
En dat laat zich voelen.
In Frankrijk is het voor INEOS Olefins & Polymers twee keer zo duur om een ton ethyleen te produceren dan in Amerika.
“De Amerikaanse handel is voor ons het meest winstgevend en de Europese over het geheel genomen waarschijnlijk het minst,” zegt hij.
Cefic, de in Brussel gevestigde Europese koepelorganisatie van de chemische industrie, verwacht dat de situatie dit jaar nog zal verslechteren, waarna het volgend jaar iets beter zal worden.
“Cefic voorspelt voor volgend jaar een lichte groei van 1,5%,” vertelt Tom, zelf bestuurslid van Cefic. “Het is een bescheiden groei, maar hoedanook groei.”
Die groei zal vooral te danken zijn aan de productie van hoogwaardige, innovatieve, milieuvriendelijke kwaliteitsproducten voor markten die het beste willen en niet noodzakelijk het goedkoopste.
“Als je een specifieke kunststof zoekt voor een belangrijk onderdeel van een nieuwe BMW, ga je niet rondvragen wie het goedkoopst is, maar vraag je: ‘Wie is de beste?’”
Dat is – tot nu toe – de redding van de Europese chemische industrie.
“Dat is cruciaal voor de toekomst van Europa,” aldus Tom. “Zonder die bescherming zou Europa overspoeld worden door goedkope chemische producten. We moeten doorgaan met het maken van technisch hoogwaardige producten die de concurrentie moeilijk kan namaken.”
Een van die producten wordt gemaakt door INEOS. INEOS is gespecialiseerd in polymeren die in Frankrijk worden gebruikt voor melkflessen. Het kunststof moet voorkomen dat er chemicaliën doorsijpelen in de melk.
“Dat is niet iets wat een grote fabriek in het Midden-Oosten kan namaken of zou willen namaken, omdat veel van deze fabrieken te groot zijn.”
Maar er is geen plaats voor zelfvoldoening.
Cefic dringt er momenteel bij de Europese Commissie op aan dat het geen extra milieuregels moet opleggen die elders in de wereld niet gelden.
Het waarschuwt dat als de EU blijft vasthouden aan haar milieudoelen voor 2050 en daardoor de energie- en CO2-kosten blijft opdrijven, ze daarmee de concurrentiekracht ondermijnt. Daardoor zullen bedrijven uitwijken naar regio’s waar de uitstoot van CO2 gratis is en zal er minder worden geïnvesteerd in de EU.
“De EU moet de balans opmaken van haar milieubeleid, want de steeds verdergaande regelgeving drijft de prijzen op en heeft enorme gevolgen,” aldus Tom.
Cefic staat achter de doelstelling van de Europese Commissie om de aarde te ‘decarboniseren’. Het is het echter niet eens met de manier waarop dat moet gebeuren.
“Het opleggen van milieuregels die elders in de wereld niet gelden zal een einde maken aan de Europese chemische productie omdat het dan onbetaalbaar wordt,” legt hij uit.
“Daarmee helpen we de koolstof de wereld niet uit omdat diezelfde producten nog steeds gebruikt zullen worden door de 350 miljoen consumenten in Europa. Ze worden dan gewoon geïmporteerd vanuit landen zoals China,waar CO2 wordt uitgestoten tijdens de productie maar ook tijdens het transport.
“Het resultaat is dat er meer CO2 wordt uitgestoten en dat er banen en welvaart verloren gaan in de EU.
“Het is zowel uit milieuoogpunt als uit commercieel belang veel zinvoller om de Europese bedrijven te stimuleren om te doen wat ze moeten doen en hun technische expertise te gebruiken om groenere producten te ontwikkelen,” voegt hij daaraan toe.
Tom geeft aan dat een ton PVC die nu in China wordt gemaakt met energie uit kolencentrales, een zeven keer hogere CO2-emissie heeft dan een ton PVC die in de EU wordt gemaakt. En dan is de CO2-emissie van het transport nog buiten beschouwing gelaten.
“Dit is misschien een extreem voorbeeld,” zegt hij, “maar het is wel een voorbeeld uit de realiteit.”
De vraag is dus: luistert de EU hiernaar?
Het Directoraat-Generaal Energie en het Directoraat- Generaal Ondernemingen en Industrie van de Europese Commissie hebben er wel oor naar, aldus Tom. Maar hij is minder zeker van het Directoraat- Generaal Milieu, dat de regelgeving opstelt.
“Hun visie is dat de EU een voorbeeld moet zijn voor de rest van de wereld,” verduidelijkt Tom. “Maar de werkelijkheid is dat de rest van de wereld dat voorbeeld niet volgt. Europa loopt voorop en de Amerikanen zeggen: ‘Ja, doe maar! Wij gaan onze industrie en onze economie niet kapot maken’.”
Tom is van mening dat een stelsel voor CO2-belasting alleen werkt als het wereldwijd geldt.
“Het is juist dat de beste manier om bedrijven te stimuleren iets te veranderen is om wat ze nu doen onbetaalbaar te maken. Dat is precies wat CO2-belasting doet,” zegt Tom.
“Maar dan moet wel iedereen meedoen.
“Als een belasting op CO2 alleen in Europa wordt doorgevoerd, zal echt niemand een productiebedrijf in Europa willen hebben. Ze gaan produceren in China, het Midden-Oosten of de VS.”
Cefic denkt dat er al een groei van 9% nodig is om de Europese productie terug te brengen op het niveau van voor de crisis van 2008-2009, waarin ook één van de grootste concurrenten van INEOS failliet ging.
“Wij kwamen goed uit de crisis omdat wij veel minder afhankelijk waren van de auto- en bouwindustrie dan onze concurrenten,” vertelt Tom. “Voor ons was het een pijnlijke periode, maar het was niet onze doodsteek.”
Afgezien van de dreigende CO2-belasting is de chemische industrie ook zeer teleurgesteld over de weigering van de EU om het winnen van schaliegas toe te laten en op die manier bij te dragen aan de verlaging van de energiekosten voor de industrie en voor consumenten in het algemeen.
“Je kunt zelf je kosten zoveel mogelijk beperken, maar dat gaat maar tot een bepaald punt. Dat is het punt waar je te maken krijgt met het energiebeleid,” zegt Tom.
“Ik weet dat ik in herhaling val, maar dit is voor ons echt een enorm probleem.”
De fabriek van INEOS ChlorVinyls in Runcorn in Noord-Engeland gebruikt op dit moment evenveel stroom als de nabijgelegen stad Liverpool.
Cefic denkt dat de Europese chemiesector, die werk biedt aan 1,2 miljoen mensen, de komende jaren met forse concurrentie te maken zal krijgen. De sector moet wedijveren met de Amerikaanse producenten, die profiteren van goedkope energie en grondstoffen dankzij de schaliegaswinning in Amerika.
Tot nu toe is de hoop in Europa gevestigd op het Verenigd Koninkrijk.
“Het heeft momenteel geen zin om elders in Europa te kijken, want de weerstand is er te groot,” aldus Tom.
Ondanks de protesten in het VK – zoals in juli in Balcombe, West-Sussex – steunt de Britse regering het zoeken naar schaliegas en heeft ze beloofd om belangrijke complexe technische vraagstukken onder te brengen bij het ministerie voor Milieu, Voeding en Landbouw (Defra) en bij de Environment Agency (EA), in plaats van deze over te laten aan lokale bestuurders.
Cuadrilla is één van de twaalf Britse bedrijven die een vergunning heeft voor het boren naar schaliegas.
INEOS – met een gaskraker in Grangemouth in Schotland, waar er voor lange termijn een bron van ethaan gevonden moet worden – is in gesprek met alle twaalf.
“We zullen er zeker mee te maken krijgen, want wij zijn een afnemer,” zegt Tom. “Maar de vraag is: willen we er nog meer bij betrokken raken?” We weten dat het ethaangas onder de Noordzee vrijwel op is. Als we geen andere bron vinden, wordt het heel moeilijk om de gaskraker in Grangemouth na 2017 in bedrijf te houden.”
In oktober heeft INEOS aangekondigd dat het plant om £300 miljoen te investeren in een terminal in Grangemouth, zodat er goedkoper vloeibaar gas kan importeren uit Amerika, dit na de toezegging van het personeel om het Survival Plan voor de fabriek te steunen.
De Schotse regering heeft ook bekend gemaakt dat ze een subsidie van £9 miljoen zal verstrekken als bijdrage aan de financiering van de terminal.
Daarnaast heeft de Britse regering voorlopige goedkeuring gegeven voor een leengarantiefonds van £125 miljoen, ook als Schotland volgend jaar in het onafhankelijkheidsreferendum zou besluiten om de 306 jaar oude banden met Engeland te verbreken.
“Wij hebben al hun steun nodig,” aldus Tom.
Europa begint barstjes te vertonen
De capaciteit die de VS nu heeft om goedkoop chemicaliën te produceren heeft al een enorme kettingreactie op gang gebracht.
Het grootste slachtoffer is de Europese chemische industrie, die dezelfde producten maakt maar dan op basis van ruwe olie.
In een rapport van KPMG uit oktober 2012 voorspelde Mike Shannon, hoofd Chemicals and Performance Technologies, dat dit zou leiden tot een economische ontwrichting.
“Het kan ertoe leiden dat minder winstgevende onderdelen worden gesloten en dat landen de import vanuit de VS gaan blokkeren om hun eigen productie te beschermen.”
Dit is mogelijk al het geval in Europa, dat nu een van duurste plekken ter wereld is voor de petrochemische productie.
In september kondigde Total aan dat het een verliesgevende stoomkraker in Carling in Frankrijk gaat sluiten. Deze naftakraker, die chemicaliën maakt uit ruwe olie, is al vijf jaar in de problemen en zal in 2015 worden gesloten.
Dit zal geen verrassing zijn voor KPMG, dat in 2009 voorspelde dat 14 van de 43 krakers in Europa rond 2015 onrendabel zouden zijn door de felle concurrentie van het Midden-Oosten, Azië en Amerika.
Ondertussen is er in Amerika sprake van een enorme voorraad goedkoop ethyleen en een afnemende groei in de binnenlandse vraag. Amerikaanse bedrijven gaan dan ook op zoek naar uitbreidingsmogelijkheden.
De VS is al een netto-exporteur van ethyleenderivaten en de omvang daarvan zal naar verwachting nog sterk toenemen.