Baleycourt is een van de twaalf bedrijven die onder de koepel van INEOS Enterprises vallen. Een kleine vestiging met een oppervlakte van ongeveer 20 voetbalvelden, die toch een grootse bijdrage levert aan het succes van INEOS.
INEOS Enterprises lanceert dit jaar een nieuw product: raapzaadolie geschikt voor levensmiddelen.
INEOS zet zo zijn eerste stappen op de markt voor ingrediënten voor levensmiddelen. Maar tegen eind 2014 zal de onderneming al 15.000 ton raapzaadolie produceren in haar vestiging in het Franse Baleycourt.
Een slimme investering? De tijd zal het uitwijzen, maar Ashley Reed, Chief Executive Officer van INEOS Enterprises, en Chief Operating Officer Steve Dossett, manager van het bedrijf, zijn alvast overtuigd.
“Dit is een nieuwe start voor ons, maar raapzaadolie wordt steeds populairder. Vooral omdat het gezond is en goedkoper dan olijfolie”, zegt Ashley.
Door de productie van raapzaadolie, die rijk is aan vitamine E en maar half zoveel verzadigde vetten bevat als olijfolie, kan deze vestiging in het hart van de op één na grootste productieregio van plantaardige olie in Frankrijk de concurrentie blijven aangaan.
Baleycourt produceert al jaren tonnen biodiesel voor Franse supermarkten en oliebedrijven als Total.
In 2008 gaf INEOS Enterprises Baleycourt nog een stevig duwtje in de rug door de oprichting van INEOS Champlor, een joint venture ter waarde van € 80 miljoen met de Franse landbouwcoöperatie SICLAE en de olieperserijgroep C.Thywissen. Zo kwamen er een tweede biodieseleenheid bij, een olieraffinaderij en een installatie om raapzaadolie te persen.
“De investering kwam er vooral op aandringen van de Franse regering. Die wilde veel meer biobrandstoffen mengen voor de Europese wetgeving van kracht werd”, zegt Ashley. “Elke brandstofmarkt (diesel en benzine) kreeg eigen mengdoelen opgelegd. Als ze die niet naleefde, wachtte de menger een aanzienlijke boete. Er lag dus zeker een markt voor ons open.”
Bovendien kon INEOS voortaan zelf lokaal geteeld raapzaad persen en hoefde de groep geen raapolie meer te kopen in Duitsland, waar de zaden voordien werden geperst.
Een slimme financiële investering en het partnerschap verliep erg vlot. INEOS kon het raapzaad voor een scherpe prijs inkopen en persen, en zo duizenden tonnen hernieuwbare brandstof produceren voor elke markt die dat wilde.
Het bijproduct, raapzaadmeel, werd verkocht als varkensvoer zonder genetisch gemanipuleerde proteïnen – een extraatje. Tijdens topjaren liep de productie in Baleycourt op tot wel 140.000 ton biobrandstof en 180.000 ton raapzaadmeel.
Maar dat bleef niet duren.
In 2010 voerde de EU de wetgeving van de ‘dubbele telling’ in om brandstofproducenten te stimuleren om afvalmaterialen te mengen, zoals gebruikte spijsolie en talg. Tegen 2011 begon de internationale oliehandelshub ARA de Franse markt te overspoelen met zijn brandstof, een type waarop geen beperking gold. Resultaat: een sterke terugval van de vraag naar ‘enkele telling’ producten op basis van raapzaadolie. De productievolumes in Baleycourt kelderden. Uiteindelijk werd de invoer naar Frankrijk aan banden gelegd.
De binnenlandse producenten wonnen marktaandeel terug, maar de marktdynamiek was volledig door elkaar geschud. Bovendien stond de Franse overheid ook op het punt om de premiekraan deels dicht te draaien.
Een jaar later maakte de Europe Commissie een bocht van 180° over biobrandstof met een voorstel om de hoeveelheid biobrandstoffen uit gewassen tot 5 % te beperken.
En vorig jaar legde de EU nieuwe regels op.
Kortom, de EU had de buik vol van biobrandstof uit gewassen.
“Er wordt nog volop gediscussieerd binnen de instellingen van de EU, ook over wat een gewas is. Dus wie weet wat ons de komende jaren nog te wachten staat”, zegt Ashley. “Maar de huidige gemiddelde mengniveaus van biodiesel op basis van gewassen zullen wellicht niet of nauwelijks meer toenemen.”
Tijd om de teugels weer in handen te nemen, zo dacht INEOS. Om zijn eigen lot te gaan bepalen.
Daarom ging INEOS eind vorig jaar met de banken aan tafel zitten over een verlaging van de niet-economische schuld van de joint venture (JV). INEOS kocht zijn JV-partners uit, sloot een betere deal voor vijf jaar met landbouwers voor hun raapzaad en herstructureerde de vestiging in Baleycourt.
“We wilden met de extra capaciteit voorlopig raapzaadolie gaan produceren in plaats van biobrandstoffen, maar daar moesten alle partijen mee akkoord gaan”, zegt Steve. “De JV kon haar schulden aan haar leners niet meer afbetalen en stevende sinds eind 2010 op een bankroet af. Het had kunnen mislopen, maar nu heeft INEOS een toekomst in de sector van oliezaad en biodiesel, en behoudt de groep toch nog de strategische toevoer van lokale zaden van de Franse coöperaties. Dit nieuwe project is een voorzichtige poging. De oliemarkt is al enorm groot, maar we hebben er alle vertrouwen in.”
De zaden van dit nieuwe project worden tegenwoordig gezaaid in de velden rond de vestiging van 25 hectare niet ver van Verdun.
Maar Baleycourt, dat 150 mensen tewerkstelt en elk jaar een omzet van meer dan 250 miljoen euro neerzet, is meer dan alleen biobrandstoffen.
Deze kleine Franse vestiging produceert al meer dan veertig jaar kwaliteitsvolle plastificeermiddelen op basis van alcoholen en zuren. En de zaken lopen goed dankzij de ontwikkeling van de ftalaatvrije CEREPLAS™ esters van INEOS.
Die worden tegenwoordig gebruikt voor de productie van PVC-krimpfolie en voedselverpakkingen, dashboards, vinyl vloerbekleding en buisjes en zakken voor de medische sector.
De voorbije vijf jaar zijn drie nieuwe producten op de markt gebracht: tereftalaten, trimellitaten en sebacaten. Zo is de verkoop met meer dan 20 % gestegen.
“Deze groei wordt gestuwd door een sterke marktvraag en door proactief in te spelen op trends bij onze klanten”, zegt Steve.
Ftalaten maken plastic zachter, flexibeler en moeilijker te breken, maar wegens mogelijke gezondheidsrisico’s komt er steeds meer kritiek op het gebruik ervan.
“INEOS heeft daarop ingespeeld door een alternatieve ftalaatvrije ester te ontwikkelen die precies hetzelfde doet”, zegt Steve. “Enkele van onze concurrenten maken nog altijd producten met en zonder ftalaat. Maar wij hebben de voor ons belangrijke beslissing genomen om de vestiging 100 % ftalaatvrij te maken. Ook al zijn onze afzetmogelijkheden nu beperkt, we kunnen onze klanten garanderen dat we nooit, zelfs niet per ongeluk, producten met ftalaten zullen leveren.”
De vestiging in Baleycourt produceert ook esters voor de smeermiddelenmarkt en ziet elk jaar meer dan 700.000 ton producten binnenkomen en buitengaan.
“Nu is het aan deze sector om te blijven groeien door slimme oplossingen op maat aan te bieden”, zegt Ashley. Dat kan door de voortdurend veranderde markt nauwlettend in de gaten te houden en innovatieve producten te ontwikkelen die inspelen op de behoeften van de klanten van INEOS.
“INEOS Enterprises wordt tegenwoordig beschouwd als een belangrijke leverancier van esters in Europa. Een hele prestatie als je bedenkt dat de afnemers van esters altijd onwillig zijn geweest om te veranderen wegens de ellenlange goedkeuringsprocessen die hun klanten hen opleggen”, zegt Ashley.