Inch Magazine

HET TIJ KEERT

Amerika op koers voor grote ontwikkelingen dankzij rotsvaste basis

Scroll naar beneden

2013
  • grangemouth-banner.jpg

    Het geschil in Grangemouth

    Het Grangemouth-complex, waartoe ook de raffinaderijjoint-venture Petroineos behoort, is één van de drie grootste productievestigingen van INEOS. Het complex werd meer dan vijftig jaar geleden gebouwd om olie en gas uit de Noordzee te verwerken. 

    Video

    Het geschil in Grangemouth

    00:00

    De fabriek presteert sinds de crisis van 2008 niet goed meer en is sindsdien elk jaar afhankelijk van financiering door andere bedrijven binnen de INEOS Groep om te kunnen overleven. In deze periode is door de Groep in totaal 715 miljoen euro gefinancierd.

    Er zijn op dit complex twee businesses gevestigd die elk hun eigen problemen hebben. ‘Refining’ heeft sinds de crisis te lijden gehad onder de geringe winstmarges en het slechte ondernemingsklimaat in Europa. Ook heeft deze business te maken met betrouwbaarheidsproblemen en hoge kosten.

    Het hart van het tweede bedrijf op het complex, Chemicals, wordt gevormd door de KG-kraakinstallatie waarmee noordzeegas wordt omgezet in olefinen. De gasvoorraad onder de Noordzee is de laatste jaren snel geslonken, waardoor de installatie nu op slechts 50% van de capaciteit kan draaien. Bovendien is het kostenniveau veel te hoog.

    Grangemouth (Chemicals and Refining) is er niet in geslaagd om de hoge vaste kosten die een verlammend effect hadden op de business aan te pakken. De lokale vakbond, Unite, waarin de werknemers van de vestiging georganiseerd zijn, was namelijk niet bereid om rond de tafel te gaan zitten en de ernst van de situatie te bespreken.

    Een voorbeeld bij uitstek van de slechte concurrentiepositie is de pensioenvoorziening. Bij onze vestiging in Grangemouth bedraagt de premie voor een gemiddeld pensioen 65% van het salaris. Dat is gewoon niet op te brengen. Salarissen zijn twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde in het Verenigd Koninkrijk. Elke poging om deze onhoudbare situatie met de vakbond te bespreken, werd door de vakbond beantwoord met een regelrechte weigering en dreiging tot stakingsactie. Unite heeft in 2013 drie keer met een staking gedreigd: in februari, juli en september. De staking van 2008 heeft de business 143.000 euro gekost, waardoor dringende noodzakelijke investeringen in de infrastructuur van Grangemouth niet mogelijk waren.

    Na een zomer vol ongenoegen over de toenemende verliezen en over Stevie Deans, de vakbondsafgevaardigde die informatie en infrastructuur van INEOS had misbruikt, werd beslist dat Grangemouth de veranderingen moest accepteren of dat anders tot sluiting werd overgegaan.

    Het enige scenario dat ‘Chemicals’ nog uitzicht kon bieden op een zonnige toekomst was de slinkende hoeveelheid noordzeegas aan te vullen met Amerikaans schaliegas, dat in grote hoeveelheden verkrijgbaar is en bovendien heel goedkoop is. Het transporteren van grote hoeveelheden gas vereist echter investeringen en infrastructuur. Daarvoor zijn speciale schepen nodig en grote import- en exportterminals waar vloeibaar gemaakte gassen met een temperatuur van -100ºC kunnen worden overgeslagen. De totale investering die nodig zou zijn om Grangemouth in staat te stellen Amerikaans schaliegas aan te voeren en te verwerken, ligt om en bij de 360 miljoen euro, waarvan 180 miljoen euro bestemd is voor de bouw van een importfaciliteit op Grangemouth zelf.

    INEOS Capital is voor de zomer met het management overeengekomen dat het bereid was dit ‘omvormingsproject’ voor Grangemouth te financieren, op voorwaarde dat de business zijn kostenniveau zou aanpakken, inclusief de onbetaalbare pensioenen en een totaal loonpakket voor operators van 120.000 euro per jaar (£100.000 of $160.000).

    Het management heeft een ‘Reddingsplan’ voor Grangemouth opgesteld, dat onder meer voorzag in het afschaffen van de huidige pensioenregeling en deze te vervangen door een benchmarkpensioenregeling, een loonstop voor drie jaar en aanpassingen in de ontslagvoorwaarden en in de voorwaarden voor flexibel werken. In ruil daarvoor was INEOS bereid om 360 miljoen euro te investeren voor het importeren van Amerikaans schaliegas.

    Unite bleef weigeren om deel te nemen aan de discussie over het ‘Reddingsplan’, waardoor het onvermijdelijk was dat het bedrijf nog meer verlies leed en dat andere businesses binnen de INEOS Groep Grangemouth overeind moesten blijven houden.

    We hebben medewerkers gevraagd om te stemmen over het ‘Reddingsplan’, maar dat heeft helaas geen duidelijke meerderheid opgeleverd.

    Na dit teleurstellende resultaat en veel interne discussie was er geen andere keuze dan de sluiting van de Chemical-bedrijfstak aan te kondigen, om verdere verliezen te voorkomen.

    Op het allerlaatste moment liet de vakbond weten van standpunt te zijn veranderd en toch akkoord te gaan met de noodzakelijke veranderingen om de financiering van 360 miljoen euro veilig te stellen.

    Terugkijkend was dit zonder twijfel een zeer positieve uitkomst voor de vestiging. Het betekent dat Grangemouth weer een toekomst heeft, en zelfs een veelbelovende en langdurige toekomst.

    Het is wel betreurenswaardig dat het proces op deze manier is verlopen. Dat heeft veel leed veroorzaakt bij de werknemers en hun gezinnen, en er is een enorm bedrag mee verloren gegaan, meer dan 40 miljoen euro.

    Dat was niet nodig geweest, het was pure verspilling. Het is van belang dat Grangemouth een manier vindt om een constructieve dialoog op te bouwen tussen werknemers en directie, zoals op vrijwel al onze vestigingen het geval is, of de werknemers nu wel of niet in een vakbond zijn georganiseerd. In de afgelopen jaren hebben we twee stakingen gehad, die ons samen 200 miljoen euro hebben gekost. Het waren jaren met een felle, conflictueuze dialoog met de vakbonden, met veelvuldige stakingsdreigementen en grote verliezen. De wereld is altijd in verandering.

    Bedrijven floreren en gaan weer ten onder. Er zijn momenten dat verandering noodzakelijk is en dan moet er een effectief overlegorgaan zijn om dat te bespreken.

    Ik zou de werknemers van Grangemouth willen vragen na te denken over hoe ze in de toekomst op een effectieve en constructieve manier vertegenwoordigd willen worden, en zich daarbij te realiseren dat zowel de werkgever als de werknemer baat heeft bij een succesvolle toekomst voor Grangemouth.

    JIM RATCLIFFE

    7 minuten gelezen Nummer 5
  • st-grangemouth-banner.jpg

    Grangemouth

    Het geschil over de olieraffinaderij in Grangemouth heeft dit najaar een nieuwe wending gekregen.

    Nadat bekend werd dat de petrochemische fabriek in Falkirk in Schotland openblijft na het bereiken van een akkoord met Unite, verschenen er beschuldigingen van een vakbondscampagne vol pesterijen en intimidatie die herinneringen opriep aan de militante vakbonden van de jaren zeventig en tachtig.

    Een senior manager bij INEOS, het concern waar Grangemouth deel van uitmaakt, beweerde dat de vakbond Unite een aantal demonstranten naar zijn huis had gestuurd waardoor hij vreesde voor de veiligheid van zijn vrouw en twee jonge kinderen.

    Tegelijkertijd zei een dochter van een andere bestuurder dat ze in haar huis in Hampshire, honderden kilometers van de fabriek van Grangemouth gelegen, een ‘wanted-’poster had ontvangen waarop kritiek werd geuit op haar vader.

    David Cameron beschreef de beschuldigingen als ‘schokkend’ en deed een oproep aan de Labour Party, de grootste fondsenverstrekker van Unite, om de beweringen over de vakbond te onderzoeken.

    Len McCluskey, algemeen secretaris van Unite, verdedigde de tactiek als ‘legaal en legitiem’, en voegde eraan toe: “Als de directeur van een bedrijf zich bezighoudt met iets waarvan wij menen dat het een oneerlijke aanval is op werknemers en hun gezinnen en de gemeenschappen waartoe zij behoren, dan is het volgens ons verkeerd om te denken dat anonieme directeurs in hun groene buitenwijken kunnen verdwijnen en op die manier wegkomen met dat soort acties.”

    In het volgende artikel vertelt Jim Ratcliffe, hoofd van INEOS, hoe hij het heeft opgenomen tegen de vakbond en wat de Britse industrie kan leren van het florerende Duitsland.

    Jim Ratcliffe, hoofd van INEOS, geeft commentaar op het geschil in grangemouth en de militante vakbond

    Eind 2005 verwierf INEOS voor 9 miljard dollar het bedrijf Innovene, de petrochemische tak van BP. Daarmee werd de omvang van INEOS in één klap verviervoudigd en kreeg INEOS enkele van de grootste industriële productievestigingen ter wereld in handen. Eén daarvan bevond zich in Keulen in Duitsland.

    Drie maanden later bezocht ik de vestiging in Keulen, van vergelijkbare omvang als het Grangemouth-complex maar veel winstgevender, en daar ontmoette ik de vakbondsafgevaardigde. Zijn naam was Siggi, hij was 1,93 lang en stond erom bekend zijn werknemers op een stevige maar redelijke manier te vertegenwoordigen.

    Nadat we een kwartier over ditjes en datjes hadden gesproken, zei hij: “Jim, ik hou niet zo van je bonusregeling.” Enigszins uit het lood geslagen antwoordde ik: “Maar waarom niet, Siggi? Het is een bijzonder royale regeling.” Hij antwoordde: “Ik zou liever zien dat je dat geld besteedt aan de fabriek, aan investeringen, aan onderhoud en schilderwerk, zodat we in de toekomst verzekerd zijn van banen voor de kinderen van de werknemers én voor die hún kinderen.”

    Er is in die vestiging nooit een staking geweest of iets wat daar zelfs maar op leek. De vakbond, namens de werknemers en INEOS, hebben een gemeenschappelijk doel: een langdurige, succesvolle toekomst. Medewerkers behouden goede banen en INEOS behaalt winstgevende rendementen en herinvesteert in het bedrijf.

    Tot mijn spijt moet ik zeggen dat een chemisch complex in Duitsland er steevast beter voor staat en efficiënter opereert dan een vergelijkbaar bedrijf in het Verenigd Koninkrijk. En het is al even spijtig te moeten constateren dat de Duitse chemische industrie het beter doet dan zijn Britse tegenhanger, die geconfronteerd wordt met een aantal sluitingen in het noordoosten en het noordwesten van het Verenigd Koninkrijk.

    De constructieve dialoog die we in Keulen zien, ontbrak in de petrochemische fabriek Grangemouth bij Falkirk. Omdat het moeilijk is om met duizend mensen te praten, kunnen vakbonden een waardevolle rol spelen in grote organisaties. Ze kunnen met het management onderhandelen over jaarlijkse salarisaanpassingen, als vertegenwoordiger optreden bij klachten en problemen, en uitleg geven en adviseren over complexe veranderingen in de werkgelegenheid of het pensioenrecht. Naar mijn mening moeten de bonden echter wel begrijpen dat een bedrijf winstgevend moet zijn om te overleven. De wereld verandert voortdurend en bedrijven moeten daar op inspelen om concurrentieel te blijven. Bovendien is het de taak van de vakbonden om de werkgelegenheid voor hun leden op de lange termijn te waarborgen.

    Dit jaar heeft Unite op de Grangemouth-vestiging drie keer met een staking gedreigd: in februari, juli en oktober. In februari eiste de vakbond een loonsverhoging van 3,9%, een stijging die het bedrijf zich gewoon niet kon veroorloven. We hadden geen andere keuze dan toe te geven, omdat de fabriek niet was voorbereid op een staking en omdat een staking teveel schade op zou leveren. Eind juli heeft Len McCluskey, algemeen secretaris van Unite, persoonlijk met het bedrijf gebeld over de kwestie rond Stevie Deans, die was geschorst na de ontdekking van duizenden e-mails van de Labour Party op ons systeem. Len McCluskey eiste dat de schorsing ongedaan gemaakt zou worden of anders zou hij ‘Grangemouth stilleggen’. Ook op dat moment zou een staking te schadelijk zijn geweest. Vervolgens kwam in oktober de druppel die de emmer deed overlopen. Naar aanleiding van het onderzoek naar Stevie Deans riep Unite een staking uit, maar veel ernstiger was het dat ze weigerden deel te nemen aan gesprekken over de toekomst van de fabriek.

    Als er niets was veranderd, zou Grangemouth zeker failliet zijn gegaan. De vakbond hield de fabriek al die tijd in een wurggreep, waardoor het bedrijf niet in staat was efficiënter en concurrentiëler te worden en zich aan te passen aan een wereld die intussen niet had stilgestaan.

    Elke operator van de vestiging in Falkirk kost nu bijna 120.000 euro per jaar, uitgaande van een salaris van 56.000 euro, een pensioenbijdrage van 42.000 euro en daarbovenop nog bonussen en bijdragen voor sociale zekerheid. Dergelijke hoge loonkosten zijn in onze industrie gewoonweg onhoudbaar.

    De vakbonden in Groot-Brittannië maken een fout door te denken dat wij de vijand zijn. Dat zijn we niet. Het is niet nodig en niet juist om afwijkende meningen te verspreiden en werknemers op een onjuiste manier te vertegenwoordigen of voortdurend met vakbondsacties te dreigen. Het is misplaatst brieven te beginnen met ‘broeders en zusters’ (de aanhef boven epistels van de vakbond aan hun leden bij onze vestiging) en iedereen die twijfelt of het waagt de vakbond tegen te werken, als stakingsbreker te kwalificeren. Dat heeft veel weg van pesten. Dat is niet alleen onterecht maar ook intimiderend en bedoeld om andere meningen de kop in te drukken – een houding die volkomen ingaat tegen de waarden van de huidige samenleving waarin de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel staat.

    In de periode dat het conflict speelde, was er een medewerkster van de financiële administratie die zich zorgen maakte door het aanhoudend gepreek van de vakbond en haar ongerustheid over haar baan uitsprak. In een e-mail aan alle werknemers van het bedrijf bevestigde zij dat het bedrijf in financiële moeilijkheden verkeerde (zij was degene die elke maand de cijfers opstelde). Daarna ontving zij onbeschofte telefoontjes van anonieme bellers die de telefoon gewoon insmeten.

    Dit kleine incident heeft binnen INEOS veel aandacht gekregen. Het verontrustte ons dat een werkneemster binnen ons bedrijf, een moeder van drie kinderen, niet vrij haar mening en bezorgdheid kon uiten. Mede daarom waren wij uiteindelijk vastbesloten alleen een oplossing te accepteren die tegelijkertijd zou leiden tot veranderingen op vele fronten, in het bijzonder op het gebied van houding en werkmethoden.

    De vakbondskwesties op de vestiging in Grangemouth gaan terug tot de jaren zeventig. Drie weken geleden maakte ik met een groep van zes vrienden en een gids een mountainbiketour over rotsachtige paden hoog in de Italiaanse Alpen. Eén van de deelnemers, Tony Loftus, die operations director was geweest voor INEOS’ voorganger, Inspec, vertelde in een gesprek over de problemen bij Grangemouth dat hij in het begin van de jaren zeventig, meteen na zijn scheikundestudie aan de universiteit van Manchester, als stagiair gewerkt had op de Grangemouth-vestiging. Hij flapte eruit: “Toen ik op Grangemouth werkte, waren er geen problemen en waren er geen stakingen, het management deed gewoon wat hen gezegd werd.” Er is sindsdien weinig veranderd, met als gevolg dat de fabriek, in tegenstelling tot de Duitse vestiging, nu met grote problemen te kampen heeft.

    Ik ben opgegroeid in een arbeidersgemeenschap, maar tijdens mijn jeugd speelden de vakbonden bij ons thuis geen rol. De eerste tien jaar woonde ik in Failsworth, een voorstad in het noorden van Manchester, dicht bij Oldham. Ik herinner me dat ik vanuit mijn slaapkamerraam meer dan honderd fabrieksschoorstenen kon zien – zo heb ik waarschijnlijk leren tellen. We woonden in een kleine doodlopende straat die Boston Close heette, in wat ik me herinner als een zeer aangename sociale huurwoning. Het huis staat er nog steeds. Ik weet nog goed dat mijn vader me vertelde dat hij toen hij jong was, in elke boom van Miles Platting was geklommen, de naburige voorstad waar hij was opgegroeid. Pas vele jaren later, toen ik een tiener was, drong het tot me door dat er helemaal geen bomen waren in Miles Platting – dat was heel wat anders dan de groene buitenwijken in Zuidoost-Engeland.

    De gemeenschappen in Lancashire zijn ontstaan aan het eind van de achttiende eeuw. Landbouwers verlieten de akkers en zochten nieuwe werkgelegenheid en kansen in de Industriële Revolutie, die begon in het hart van Lancashire. Groot-Brittannië vond het concept ‘productie’ uit. In mijn stamboom kan ik duidelijk zien dat veel van mijn voorouders van de akkers van Derbyshire naar Manchester verhuisden. Allemaal schreven ze hun naam met een kruisje.

    In ieder geval staat vast dat ik affiniteit heb met productie, zoals zovelen die afkomstig zijn uit dit deel van het land. Ik ben er een grote voorstander van om in een belangrijke economie als die van Groot-Brittannië daadwerkelijk dingen te maken. Dat wil niet zeggen dat ik iets tegen de dienstensector heb. Dat is niet zo. Maar ik geloof wel dat een solide, evenwichtige economie een gezonde industriële sector nodig heeft. We besteden een groot deel van ons inkomen aan goederen van allerlei soort, van wasmachines tot handtassen (Joost mag weten waarom dat er zoveel moeten zijn), en iedereen met gezond verstand weet dat we beter af zijn als we een aantal van die producten zelf maken in plaats van ze allemaal importeren.

    Gedurende de afgelopen twintig jaar is de industriële basis van Groot-Brittannië in elkaar gestort. Economieën zijn doorgaans opgebouwd uit drie sectoren: de agrarische, de industriële en de dienstensector. De landbouwsector heeft meestal een tamelijk klein aandeel, minder dan 10%; de dienstensector is in het algemeen het grootst, en de industriële sector ligt rond de 20%, zoals het geval is in Duitsland.

    Twintig jaar geleden liep Groot-Brittannië slechts een klein beetje achter op Duitsland, hooguit 2 of 3%. Tegenwoordig is de industriële sector van Groot-Brittannië slechts half zo groot als die van Duitsland.

    De voor de hand liggende vragen zijn waarom deze ineenstorting heeft plaatsgevonden en of dat belangrijk is. Ik ben van mening dat dat heel belangrijk is. Een te grote afhankelijkheid van de dienstensector leidt tot een kwetsbare economie. Duitsland kwam de recessie van 2008-2009 veel sneller en krachtiger te boven dan Groot- Brittannië. Minstens even belangrijk is de geografische kloof in Groot-Brittannië. De Midlands en het noordelijk deel van de Britse eilanden zijn veel sterker gericht op productie, en die gebieden hebben sterk geleden onder de hoge werkloosheid. Londen is duidelijk gericht op diensten, en met veel succes. Toch is dat ook daar niet het enige dat telt.

    Het valt mij op dat de regering – die zich in Londen midden in een ‘dienstenomgeving’ bevindt,– de neiging heeft ervan uit te gaan dat de toekomst uitsluitend in Londen ligt en in de liefdesverhouding van die stad met de financiële wereld. We zouden een les moeten leren van Duitsland, waar veel belang gehecht wordt aan een bloeiende industriële sector als basis voor een evenwichtige economie.

    De snelle daling van de productie in Groot-Brittannië is naar mijn mening het gevolg van het feit dat vorige regeringen de betekenis van de industriële sector niet hebben ingezien.

    Waar het in Groot-Brittannië aan ontbreekt is overtuigingskracht en een duidelijk verhaal om industrieën aan te trekken. INEOS heeft verschillende vestigingen in Groot-Brittannië, maar deze zijn niet zo rendabel als onze productievestigingen in Duitsland, België en vooral de VS. Groot-Brittannië heeft dure energie, de kennis en ervaring van het personeel liggen niet op het niveau van andere landen, de pensioenen zijn duur en de vakbonden kunnen lastig zijn. De geschiedenis laat zien dat de overheid in Groot-Brittannië niet geïnteresseerd was in productie. In de Verenigde Staten daarentegen beschikt men over zeer deskundige werknemers, op de meeste van onze bedrijven zijn geen vakbonden actief, de energiekosten zijn een fractie van die in Groot-Brittannië en er is een enorme markt. Duitsland is gewoonweg goed in productie – net als wij vroeger.

    Er is geen reden waarom de industrie in Groot-Brittannië niet weer zou moeten opleven. De huidige regering ziet gelukkig steeds meer de noodzaak in van een bloeiende productieve sector voor het behoud van een gezonde economie. We mogen nooit vergeten dat het de Britten waren die de industrie hebben uitgevonden.

    Om terug te keren naar mijn hoofdthema, de vakbonden en de koppen in de kranten ‘Vakbonden, goed of slecht?’: ik blijf erbij dat het vakbondsgedrag in de stijl van de jaren zeventig naar de ondergang leidt. Siggi daarentegen, de Duitse vakbondsafgevaardigde die ik eerder noemde, staat met beide benen in de 21e eeuw.

    Hij daagt uit, hij onderzoekt, hij schudt de boel wakker en onderhandelt, maar hij overtuigt INEOS altijd van de noodzaak te investeren. Een goede vakbond is goed voor werknemers én werkgevers.

    14 minuten gelezen Nummer 5
  • challenging-times-banner.jpg

    Uitdagende tijden

    Chemie maakt een wereld van verschil in ons dagelijkse leven. Maar kan de Europese chemische industrie, die rechtstreeks €500 miljard aan de Europese economie bijdraagt, de politieke leiders overtuigen om naar hun zorgen te luisteren zodat de sector kan concurreren op wereldniveau? De tijd zal het leren. Maar de tijd dringt, legt Tom Crotty van INEOS uit.

    Video

    Uitdagende tijden

    00:00

    De positie van Europa in de wereld staat onder druk. De petrochemische industrie, die rechtstreeks €500 miljard bijdraagt aan de Europese economie, staat momenteel voor grote uitdagingen. Uitdagingen zowel van buitenaf als van binnenin.

    Maar als de Europese Unie op tijd tot rede komt, is geen van beide uitdagingen levensbedreigend, zegt Tom Crotty, Group director bij INEOS.

    “Europa staat voor een duidelijke keuze,” zegt hij. “Tussen een neerwaartse en een opwaartse spiraal.”

    Welke keuze het wordt, hangt af van twee factoren: het Europese milieubeleid, dat de kaart trekt van decarbonisering, en de vraag of Europa zijn eigen grondstoffen gaat exploiteren om de energiekosten te verlagen.

    “Dat zijn de twee grootste issues voor de Europese Unie,” legt Tom uit.

    Europa is momenteel één van duurste plekken ter wereld voor de petrochemische productie. Het Midden-Oosten is met een kleine voorsprong nog steeds de goedkoopste locatie, maar dankzij de schaliegasrevolutie is Amerika bezig met een inhaalrace.

    “De EU heeft een wezenlijk probleem omdat twee grote nabijgelegen handelsblokken over veel goedkopere energie beschikken,” aldus Tom.

    En dat laat zich voelen.

    In Frankrijk is het voor INEOS Olefins & Polymers twee keer zo duur om een ton ethyleen te produceren dan in Amerika.

    “De Amerikaanse handel is voor ons het meest winstgevend en de Europese over het geheel genomen waarschijnlijk het minst,” zegt hij.

    Cefic, de in Brussel gevestigde Europese koepelorganisatie van de chemische industrie, verwacht dat de situatie dit jaar nog zal verslechteren, waarna het volgend jaar iets beter zal worden.

    “Cefic voorspelt voor volgend jaar een lichte groei van 1,5%,” vertelt Tom, zelf bestuurslid van Cefic. “Het is een bescheiden groei, maar hoedanook groei.”

    Die groei zal vooral te danken zijn aan de productie van hoogwaardige, innovatieve, milieuvriendelijke kwaliteitsproducten voor markten die het beste willen en niet noodzakelijk het goedkoopste.

    “Als je een specifieke kunststof zoekt voor een belangrijk onderdeel van een nieuwe BMW, ga je niet rondvragen wie het goedkoopst is, maar vraag je: ‘Wie is de beste?’”

    Dat is – tot nu toe – de redding van de Europese chemische industrie.

    “Dat is cruciaal voor de toekomst van Europa,” aldus Tom. “Zonder die bescherming zou Europa overspoeld worden door goedkope chemische producten. We moeten doorgaan met het maken van technisch hoogwaardige producten die de concurrentie moeilijk kan namaken.”

    Een van die producten wordt gemaakt door INEOS. INEOS is gespecialiseerd in polymeren die in Frankrijk worden gebruikt voor melkflessen. Het kunststof moet voorkomen dat er chemicaliën doorsijpelen in de melk.

    “Dat is niet iets wat een grote fabriek in het Midden-Oosten kan namaken of zou willen namaken, omdat veel van deze fabrieken te groot zijn.”

    Maar er is geen plaats voor zelfvoldoening.

    Cefic dringt er momenteel bij de Europese Commissie op aan dat het geen extra milieuregels moet opleggen die elders in de wereld niet gelden.

    Het waarschuwt dat als de EU blijft vasthouden aan haar milieudoelen voor 2050 en daardoor de energie- en CO2-kosten blijft opdrijven, ze daarmee de concurrentiekracht ondermijnt. Daardoor zullen bedrijven uitwijken naar regio’s waar de uitstoot van CO2 gratis is en zal er minder worden geïnvesteerd in de EU.

    “De EU moet de balans opmaken van haar milieubeleid, want de steeds verdergaande regelgeving drijft de prijzen op en heeft enorme gevolgen,” aldus Tom.

    Cefic staat achter de doelstelling van de Europese Commissie om de aarde te ‘decarboniseren’. Het is het echter niet eens met de manier waarop dat moet gebeuren.

    “Het opleggen van milieuregels die elders in de wereld niet gelden zal een einde maken aan de Europese chemische productie omdat het dan onbetaalbaar wordt,” legt hij uit.

    “Daarmee helpen we de koolstof de wereld niet uit omdat diezelfde producten nog steeds gebruikt zullen worden door de 350 miljoen consumenten in Europa. Ze worden dan gewoon geïmporteerd vanuit landen zoals China,waar CO2 wordt uitgestoten tijdens de productie maar ook tijdens het transport.

    “Het resultaat is dat er meer CO2 wordt uitgestoten en dat er banen en welvaart verloren gaan in de EU.

    “Het is zowel uit milieuoogpunt als uit commercieel belang veel zinvoller om de Europese bedrijven te stimuleren om te doen wat ze moeten doen en hun technische expertise te gebruiken om groenere producten te ontwikkelen,” voegt hij daaraan toe.

    Tom geeft aan dat een ton PVC die nu in China wordt gemaakt met energie uit kolencentrales, een zeven keer hogere CO2-emissie heeft dan een ton PVC die in de EU wordt gemaakt. En dan is de CO2-emissie van het transport nog buiten beschouwing gelaten.

    “Dit is misschien een extreem voorbeeld,” zegt hij, “maar het is wel een voorbeeld uit de realiteit.”

    De vraag is dus: luistert de EU hiernaar?

    Het Directoraat-Generaal Energie en het Directoraat- Generaal Ondernemingen en Industrie van de Europese Commissie hebben er wel oor naar, aldus Tom. Maar hij is minder zeker van het Directoraat- Generaal Milieu, dat de regelgeving opstelt.

    “Hun visie is dat de EU een voorbeeld moet zijn voor de rest van de wereld,” verduidelijkt Tom. “Maar de werkelijkheid is dat de rest van de wereld dat voorbeeld niet volgt. Europa loopt voorop en de Amerikanen zeggen: ‘Ja, doe maar! Wij gaan onze industrie en onze economie niet kapot maken’.”

    Tom is van mening dat een stelsel voor CO2-belasting alleen werkt als het wereldwijd geldt.

    “Het is juist dat de beste manier om bedrijven te stimuleren iets te veranderen is om wat ze nu doen onbetaalbaar te maken. Dat is precies wat CO2-belasting doet,” zegt Tom.

    “Maar dan moet wel iedereen meedoen.

    “Als een belasting op CO2 alleen in Europa wordt doorgevoerd, zal echt niemand een productiebedrijf in Europa willen hebben. Ze gaan produceren in China, het Midden-Oosten of de VS.”

    Cefic denkt dat er al een groei van 9% nodig is om de Europese productie terug te brengen op het niveau van voor de crisis van 2008-2009, waarin ook één van de grootste concurrenten van INEOS failliet ging.

    “Wij kwamen goed uit de crisis omdat wij veel minder afhankelijk waren van de auto- en bouwindustrie dan onze concurrenten,” vertelt Tom. “Voor ons was het een pijnlijke periode, maar het was niet onze doodsteek.”

    Afgezien van de dreigende CO2-belasting is de chemische industrie ook zeer teleurgesteld over de weigering van de EU om het winnen van schaliegas toe te laten en op die manier bij te dragen aan de verlaging van de energiekosten voor de industrie en voor consumenten in het algemeen.

    “Je kunt zelf je kosten zoveel mogelijk beperken, maar dat gaat maar tot een bepaald punt. Dat is het punt waar je te maken krijgt met het energiebeleid,” zegt Tom.

    “Ik weet dat ik in herhaling val, maar dit is voor ons echt een enorm probleem.”

    De fabriek van INEOS ChlorVinyls in Runcorn in Noord-Engeland gebruikt op dit moment evenveel stroom als de nabijgelegen stad Liverpool.

    Cefic denkt dat de Europese chemiesector, die werk biedt aan 1,2 miljoen mensen, de komende jaren met forse concurrentie te maken zal krijgen. De sector moet wedijveren met de Amerikaanse producenten, die profiteren van goedkope energie en grondstoffen dankzij de schaliegaswinning in Amerika.

    Tot nu toe is de hoop in Europa gevestigd op het Verenigd Koninkrijk.

    “Het heeft momenteel geen zin om elders in Europa te kijken, want de weerstand is er te groot,” aldus Tom.

    Ondanks de protesten in het VK – zoals in juli in Balcombe, West-Sussex – steunt de Britse regering het zoeken naar schaliegas en heeft ze beloofd om belangrijke complexe technische vraagstukken onder te brengen bij het ministerie voor Milieu, Voeding en Landbouw (Defra) en bij de Environment Agency (EA), in plaats van deze over te laten aan lokale bestuurders.

    Cuadrilla is één van de twaalf Britse bedrijven die een vergunning heeft voor het boren naar schaliegas.

    INEOS – met een gaskraker in Grangemouth in Schotland, waar er voor lange termijn een bron van ethaan gevonden moet worden – is in gesprek met alle twaalf.

    “We zullen er zeker mee te maken krijgen, want wij zijn een afnemer,” zegt Tom. “Maar de vraag is: willen we er nog meer bij betrokken raken?” We weten dat het ethaangas onder de Noordzee vrijwel op is. Als we geen andere bron vinden, wordt het heel moeilijk om de gaskraker in Grangemouth na 2017 in bedrijf te houden.”

    In oktober heeft INEOS aangekondigd dat het plant om £300 miljoen te investeren in een terminal in Grangemouth, zodat er goedkoper vloeibaar gas kan importeren uit Amerika, dit na de toezegging van het personeel om het Survival Plan voor de fabriek te steunen.

    De Schotse regering heeft ook bekend gemaakt dat ze een subsidie van £9 miljoen zal verstrekken als bijdrage aan de financiering van de terminal.

    Daarnaast heeft de Britse regering voorlopige goedkeuring gegeven voor een leengarantiefonds van £125 miljoen, ook als Schotland volgend jaar in het onafhankelijkheidsreferendum zou besluiten om de 306 jaar oude banden met Engeland te verbreken.

    “Wij hebben al hun steun nodig,” aldus Tom.

    Europa begint barstjes te vertonen

    De capaciteit die de VS nu heeft om goedkoop chemicaliën te produceren heeft al een enorme kettingreactie op gang gebracht.

    Het grootste slachtoffer is de Europese chemische industrie, die dezelfde producten maakt maar dan op basis van ruwe olie.

    In een rapport van KPMG uit oktober 2012 voorspelde Mike Shannon, hoofd Chemicals and Performance Technologies, dat dit zou leiden tot een economische ontwrichting.

    “Het kan ertoe leiden dat minder winstgevende onderdelen worden gesloten en dat landen de import vanuit de VS gaan blokkeren om hun eigen productie te beschermen.”

    Dit is mogelijk al het geval in Europa, dat nu een van duurste plekken ter wereld is voor de petrochemische productie.

    In september kondigde Total aan dat het een verliesgevende stoomkraker in Carling in Frankrijk gaat sluiten. Deze naftakraker, die chemicaliën maakt uit ruwe olie, is al vijf jaar in de problemen en zal in 2015 worden gesloten.

    Dit zal geen verrassing zijn voor KPMG, dat in 2009 voorspelde dat 14 van de 43 krakers in Europa rond 2015 onrendabel zouden zijn door de felle concurrentie van het Midden-Oosten, Azië en Amerika.

    Ondertussen is er in Amerika sprake van een enorme voorraad goedkoop ethyleen en een afnemende groei in de binnenlandse vraag. Amerikaanse bedrijven gaan dan ook op zoek naar uitbreidingsmogelijkheden.

    De VS is al een netto-exporteur van ethyleenderivaten en de omvang daarvan zal naar verwachting nog sterk toenemen.

    18 minuten gelezen Nummer 5
  • united-front-banner.jpg

    Samen staan we sterk

    Nu Europa geconfronteerd wordt met druk van binnenuit én buitenaf is het meer dan ooit van belang voor het management en de vakbonden om samen oplossingen te vinden. INCH sprak met vakbondsvertegenwoordigers uit Noorwegen, Italië en Duitsland over wat INEOS volgens hen moet doen om concurrentieel te blijven en hoe zij daar op hun beurt aan kunnen bijdragen.

    Er wordt weleens gezegd dat huwelijken in de hemel worden gesloten.

    Dit zou een argument van voorstanders kunnen zijn, maar iedereen die getrouwd is, weet dat een huwelijk niet altijd over rozen gaat.

    Openheid, oprechtheid en eerlijkheid zijn cruciaal om te blijven voortbestaan. Thomas Meiers, de vakbondsvertegenwoordiger voor INEOS Köln, stelt dat openheid, oprechtheid en eerlijkheid minstens zo belangrijk zijn als het op zakendoen aankomt.

    “We werken nauw samen met INEOS en dat is een goede zaak,” zegt hij.

    Hij vertelt dat de besprekingen vaak intens zijn, maar dat –is precies wat INEOS wil.

    “Soms gaat het er tijdens de besprekingen heftig aan toe, maar omdat we open mogen zijn, kunnen we eventuele gevaarlijke situaties in een vroeg stadium herkennen en direct aanpakken,” licht hij toe. Door deze openhartige en voortdurende besprekingen, vertelt hij, kunnen de vakbond en het management een bepaald probleem grondig bestuderen en zo een oplossing vinden waar iedereen tevreden over is.

    “Over het algemeen zorgt de gevonden oplossing zowel voor verder economisch succes en een betere concurrentiepositie voor het bedrijf als voor degelijke arbeidsvoorwaarden en een goede sociale zekerheid voor het personeel,” vertelt hij.

    En het lijkt erop dat dit zijn vruchten afwerpt.

    INEOS Olefins & Polymers in Keulen is een van de meest winstgevende bedrijven in Europa.

    Thomas is van mening dat INEOS’ horizontale managementstructuur, de manier waarop het bedrijf zaken doet en het feit dat het personeel zich identifi ceert met het bedrijf en haar doelstellingen, hier allemaal toe hebben bijgedragen.

    “Onze aanpak naar industriële relaties toe is uniek,” zegt hij. “En het is ook hetgene dat ons duurzaam en succesvol maakt.”

    Samen werken aan een gemeenschappelijk doel is ook wat Wenche Jansen Tveitan, de vakbondsvertegenwoordiger van INEOS Olefins & Polymers in Noorwegen, motiveert.

    “Elke werkplek heeft personeel nodig dat achter haar beleid staat als het concurrentieel wil blijven,” legt ze uit. “En een open relatie, op basis van vertrouwen, wordt gerealiseerd door openheid.”

    Ze vertelt dat regelmatig informeel contact tussen de vakbondsvertegenwoordigers en het management de belangrijkste factor is geweest bij het opbouwen van dit vertrouwen.

    “Elk meningsverschil wordt zo snel mogelijk ter sprake gebracht en er wordt niet gewacht tot de volgende ondernemingsraad,” aldus Wenche.

    Daarnaast gebruikt het management de vakbond ook als klankbord.

    “Wanneer dat gebeurt, kunnen de werknemers een actieve rol spelen en uiteindelijk bijdragen tot nog betere oplossingen,” zegt ze.

    Deze benadering is van cruciaal belang, zeker in de huidige snelle, continu veranderende en competitieve wereld. Vanwege de toegang tot goedkope grondstoffen en energie investeren veel petrochemische bedrijven momenteel het merendeel van hun geld in de VS in plaats van in Europa.

    Nu Europa één van de duurste plekken ter wereld is geworden om chemicaliën te produceren, is Wenche van mening dat de vakbond direct – en indirect – ervoor kan zorgen dat INEOS concurentieel blijft.

    Ze vertelt dat dit met name van belang was in Noorwegen, waar de kosten in levensonderhoud hoog zijn. “Ons bedrijf is voortdurend afhankelijk van goede prestaties,” zegt ze.

    “We doen dat door te laten zien dat de investeringen in ons bedrijf tot winst leiden.”

    Wenche vertelt dat de vakbond net zo bezorgd was als het management over de energieprijzen en -belastingen. De vakbond heeft vaak gelobbyd bij de overheid en bij vakorganisaties in een poging om het beleid te beïnvloeden om zo een meer flexibele exploitatie van de INEOS O&P site in Rafnes te bekomen.

    “De samenwerking tussen het management en de vakbonden is hierbij van groot belang,” zegt ze. “Samen staan we sterker.”

    Wenche vertelt dat de vakbond onlangs een belangrijke rol heeft gespeeld bij het opzetten van gesprekken met politici.

    “We proberen voortdurend te laten zien met welke uitdagingen de industrie op het Europese vasteland wordt geconfronteerd en wat gedaan zou moeten worden om deze op te lossen,” zegt ze.

    “Samen hebben we gezorgd voor wat belastingvermindering en voordelige energieovereenkomsten. Dit heeft onze concurrentiepositie verbeterd.”

    Ze vertelt dat de vakbond ook een belangrijke rol heeft gespeeld toen de premier, de minister van Financiën en de leider van de Noorse Kamercommissie voor economische zaken een bezoek brachten aan Noretyl/O&P in Noorwegen.

    Tom Crotty, INEOS Group Director, zei dat het belangrijk was voor de vakbonden om samen met het management aan oplossingen te werken.

    “De relatie met de vakbonden in Keulen en Rafnes is erg goed”, vertelt hij.

    “Ze willen de bedrijfsdoelstellingen graag begrijpen en zowel direct als indirect hun steentje bijdragen.

    “Ze zijn erg bereid om te bespreken of de werkpraktijken aangepast dienen te worden, maar ook om te kijken of ze indirect mee kunnen helpen door bijvoorbeeld druk uit te oefenen op de overheid.”

    De vakbondsvertegenwoordigers in Italië lieten weten op één lijn te zitten met hun collega’s in Noorwegen en Duitsland.

    “Goede gesprekken en samenwerking tussen ons en het bedrijf zijn erg belangrijk,” zegt Stefano Santini, vakbondsvertegenwoordiger van INEOS’ O&P faciliteit in Rosignano, Italië.

    “In de afgelopen jaren hebben we door de verschillende verplichtingen die we zijn aangegaan en nagekomen, samen een onderling vertrouwen opgebouwd.

    Afgelopen september maakte Total bekend dat het van plan is om een stoomkraker te sluiten die met verlies draait in het Franse Carling.

    Patrick Pouyanné, President Refi ning & Chemicals en lid van het dagelijks bestuur van Total, wijt de sluiting aan de groeiende internationale concurrentie.

    “De Europese petrochemiesector heeft voortdurend te maken met overcapaciteit,” zegt hij.

    De kraker, die ruwe olie raffi neert in chemische componenten voor het maken van polymeren, zal naar verwachting in 2015 sluiten.

    De aankondiging zorgde voor onrust bij het personeel van INEOS in Rosignano.

    “Men is bang dat de sluiting mogelijk ook gevolgen heeft voor werknemers op de locatie in Saralbe,” vertelt Stefano.

    Hij maakt zich, net als veel anderen, zorgen over de spiraalsgewijze stijging van de kosten voor energie en grondstoffen in Europa.

    “We moeten werken aan energiebesparing, met name het verminderen van energieverspilling door meer gebruik te maken van energiezuinige technologieën,” zegt hij.

    “De energieovereenkomsten moeten opnieuw beoordeeld worden, we moeten proberen om zelf energie te produceren voor de locatie en ten slotte moeten we investeren in alternatieve energiebronnen, zoals het gebruik van biomassa.”

    Hij vertelt dat, vanuit het perspectief van de vakbond, INEOS moest investeren in onderzoek naar innovatieve producten, wat technische en structurele expertise vereist.

    “We zouden ook kunnen investeren in het vinden van eenvoudigere manieren om grondstoffen te verkrijgen,” zegt hij.

    Vijf punten die de europese chemische industrie zullen helpen om competitief te blijven:

    1. Goedkopere energie:
      Een beleidsverschuiving richting vermindering van de energiekosten in de EU wordt als essentieel aanzien voor het aanzetten tot innovatie en investeringen, het creëren van banen en groei, en uiteindelijk het bijdragen tot het verminderen van broeikasgassen.

    2. Betere regelgeving:
      REACH, de chemiewetgeving van de EU, wordt al gezien als een van de meest bezwarende wetgevingen in Europa. De chemische industrie heeft zich echter aangepast en heeft alle chemische stoffen die worden geproduceerd of geïmporteerd in hoeveelheden van meer dan 100 ton per jaar, geregistreerd. Maar helaas blijft het hier niet bij. Als gevolg van ‘fase 3’ dienen nu ook bedrijven met productie tot 100 ton per jaar , deze stoffen te registreren. Vrijwel elk chemiebedrijf in de EU en al hun klanten zullen hierdoor getroffen worden.

    3. Een transatlantic trade & investment partnership:
      Het voorgestelde TIPP, een trans-Atlantisch handels- en investeringsakkoord, zou ervoor zorgen dat de invoerrechten op chemicaliën die in 2012 tussen de VS en Europa werden verhandeld ter waarde van 48 miljard euro, tot het verleden behoren. Cefi c zou graag zien dat alle chemische tarieven worden opgeheven en hoopt dat de onderhandelingen, die naar verwachting binnen twee jaar zullen worden afgerond, zullen leiden tot een regelgeving met meer transparantie en samenwerking.

    4. Behoud van sleuteltechnologieën (KET’s):
      Sleuteltechnologieën, oftewel Key Enabling Technologies, worden als cruciaal gezien voor het laten opleven van de economie in de EU. Hoewel Europa wereldleider is in KET-onderzoek en -ontwikkeling – met een wereldwijd aandeel van meer dan 30% in patentaanvragen – wordt dit onderzoek nog niet vertaald naar de productieprocessen en producten die nodig zijn om groei en werkgelegenheid te stimuleren.

    5. Bescherming van haar handelsgeheimen:
      De Europese Commissie wordt aangespoord ervoor te zorgen dat er afdoende systemen bestaan om de Europese kennis op het gebied van innovatie te kunnen beschermen. Het op de markt brengen van baanbrekende ideeën wordt beschouwd als de beste manier voor de EU-industrie om de toenemende wereldwijde concurrentie vóór te blijven.

    12 minuten gelezen Nummer 5
  • east-looks-west-banner.jpg

    Oosten kijkt naar westen

    China staat aan de vooravond van een spannende, nieuwe fase. Aan de ene kant moet het land doorgaan met het leveren van chemische grondstoffen om te blijven groeien, maar aan andere kant dient het de verontreiniging, die de steden teistert, aan te pakken door de CO2-uitstoot terug te dringen. Dit kan China echter niet alleen en daarom is de hulp nodig van innovatieve bedrijven die energie efficiënt gebruiken en die de technische expertise in huis hebben en voldoen aan hoge veiligheidsnormen. Bedrijven zoals INEOS. 

    De Chinese draak – het eeuwenoude symbool van macht, kracht en geluk – heeft zijn leiders geen windeieren gelegd.

    INEOS is getuige geweest van de astronomische groei die China heeft doorgemaakt: van een kleine, opkomende markt naar de op één na grootste economie in de wereld. Een markt die niet meer ver achterblijft op de Verenigde Staten, de huidige nummer één.

    Deze ongeëvenaarde en snelle groei, die voornamelijk te danken is aan export en zware industrie, heeft echter een enorm effect gehad op het milieu. China heeft momenteel de hoogste CO2-uitstoot ter wereld.

    Het algemeen heersende beeld dat het land maar weinig geeft om het milieu, is niet langer acceptabel voor de leiders van China.

    Het meest recente vijfjarenplan laat dan ook een ingrijpende verandering zien in hun manier van denken.

    Na zich jarenlang op de export te hebben gericht, zoekt China het nu dichter bij huis.

    Chinese bedrijven worden actief aangemoedigd samenwerkingsakkoorden aan te gaan met westerse bedrijven. Zij kunnen hen helpen bij het verbeteren van de energie-efficiëntie en het realiseren van de verdere groei. In het plan wordt hier tot in detail op ingegaan.

    “In het vijfjarenplan is de basis gelegd voor samenwerking,” zegt Rob Nevin, CEO van INEOS Nitriles. “Er is nu een goede basis om zaken te doen.”

    Eerder dit jaar is China joint ventures aangegaan met twee wereldwijd vooraanstaande bedrijven van INEOS. INEOS Phenol mag de grootste fenolfabriek in China gaan bouwen en INEOS Nitriles zal er een acrylonitrilefabriek op wereldschaal neerzetten. Samen moeten deze fabrieken voldoen aan de groeiende binnenlandse vraag naar petrochemische producten.

    “Het is ontzettend spannend,” zegt Rob. “China is de stuwende kracht voor petrochemische en chemische producten, voornamelijk dan door de grote vraag. En het als het ware een machinekamer die de wereld gaat voorttrekken”.

    “Het biedt INEOS de mogelijkheid om te opereren in de grootste markt ter wereld”.

    “We wilden uitbreiden en de marktpositie en technische kennis van INEOS zorgde ervoor dat we de beste keuze waren”.

    China wordt vaak als de tweede planeet aarde omschreven.

    “Je kan je pas echt een beeld vormen van de grootte van het land als je er zelf geweest bent”, zegt hij. “Ik heb in de VS gewoond, maar China is met geen andere plek op aarde te vergelijken.”

    INEOS Phenol is de grootste producent van fenol en aceton ter wereld. China is wereldwijd de snelst groeiende markt voor beide chemicaliën, die worden gebruikt voor de productie van polycarbonaat, kunststof, fenolhars en synthetische vezels zoals nylon en oplosmiddelen.

    INEOS Nitriles is ‘s werelds grootste producent van acrylonitrile, dat het hoofdingrediënt is voor het maken van koolstofvezel en waar China maar niet genoeg van kan krijgen.

    Zodra beide faciliteiten operationeel zijn, is INEOS Nitriles de enige fabrikant die fabrieken heeft in de twee grootste acrylonitrilemarkten ter wereld. INEOS Phenol is op haar beurt het enige bedrijf dat aceton en fenol produceert in Europa, Amerika én Azië.

    “De voornaamste fabrikanten ter wereld treden toe tot de grootste markt ter wereld,” zegt Rob. “Het is het perfecte huwelijk.”

    De joint venture van INEOS Phenol en Sinopec Yangzi Petrochemical Company zorgt voor de totstandkoming van een fabriek, die goed zal zijn voor de productie van 1,2 miljoen ton cumeen, fenol en aceton. De fabriek zal gevestigd zijn in het Nanjing Chemical Industrial Park in de provincie Jiangsu.

    De fabriek, die jaarlijks minimaal 400.000 ton fenol en 250.000 ton aceton zal gaan produceren, zal naar verwachting eind 2016 aan de vraag vanuit China kunnen voldoen. Met de komst van deze nieuwe fabriek kunnen de Europese en Amerikaanse fabrieken van INEOS zich weer richten op de groeiende vraag in hun eigen regio’s.

    “Deze voor beide partijen gunstige samenwerking is een belangrijke ontwikkeling voor INEOS Phenol en voor INEOS in China”, vertelt Harry Deans, CEO van INEOS Phenol. “Het is tevens de grootste kapitaalinvestering die INEOS ooit heeft gedaan.

    “De combinatie van een sterke, lokale partner als Sinopec YPC met onze toonaangevende fenoltechnologie en onze toegang tot de markt biedt grote voordelen voor ons bedrijf en onze klanten.”

    INEOS Nitriles doet inmiddels zaken met het staatsbedrijf Tianjin Bohai Chemical Industry Group Corporation.

    Er zijn plannen om gezamenlijk een acrylonitrilefabriek op wereldschaal te exploiteren in Tianjin. Deze fabriek zal worden ontworpen met behulp van de nieuwste proces- en katalysatortechnologie van INEOS.

    “De bouw is nog niet begonnen, aangezien we nog in de afrondingsfase van de besprekingen zitten, maar de ambitie is er,” vertelt Rob.

    “Als het op veiligheid aankomt, worden we vaak als toonaangevend gezien en wij zijn dan ook van plan om onze veiligheidsnormen in China door te voeren.

    “China presteert nog niet al te goed op het gebied van veiligheid, maar hoopt te leren van de manier waarop wij dingen aanpakken, zowel met betrekking tot persoonlijke veiligheid als onze processen. Ze willen de hoge Westerse normen overnemen.”

    Om de problemen van het verleden aan te pakken en om een meer duurzame economie te ontwikkelen, willen Chinese leiders meer soortgelijke joint ventures met buitenlandse bedrijven aangaan .

    Ze hebben een duidelijk uiteengezette langetermijnvisie:de verschuiving maken naar een zeer efficiënte economie met een lage uitstoot van koolstofdioxide. Ze willen dit bereiken door gebruik te maken van geavanceerde productietechnologie. Dit is beschreven in het twaalfde vijfjarenplan van de Chinese Raad van State.

    Op grond van dit plan beloven de Chinese leiders om:

    • nieuwe grenzen voor energieverbruik vast te stellen;

    • beperkende maatregelen op te stellen voor bedrijven en industrieën die veel energie verbruiken, maar slechts weinig produceren;

    • de uitstoot van koolstofdioxide met maar liefst 45% te hebben teruggebracht tegen 2020;

    • China’s afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, meerbepaald steenkool, te verlagen;

    • te investeren in energiebesparende technologie; en

    • verontreiniging aan te pakken.

    Het is een grote uitdaging, maar de Chinese leiders zijn van ervan overtuigd dat het haalbaar is.

    Rob Nevin, die 25 jaar voor BP heeft gewerkt, vertelt dat de snelle manier waarop INEOS werkt de Chinezen ook erg aansprak.

    “INEOS is een ervaren, kundig bedrijf waarmee soepel valt samen te werken, en dat was een heel verschil,” vertelt hij. “Het contrast tussen BP en INEOS zit vooral in de manier waarop dingen goedgekeurd worden. Dat is een verschil van dag en nacht.”

    Hij vertelt dat van zodra INEOS Nitriles de beslissing had genomen over het juiste project, de juiste structuur en de juiste locatie, het voorstel werd voorgelegd aan het hoofd van het bedrijf, Jim Ratcliffe. Hij keurde het vervolgens goed.

    “Soms worden zaken beangstigend snel goedgekeurd,” zegt Rob, die inmiddels al acht jaar voor INEOS werkt. “Maar vervolgens moet je wel presteren”.

    De afgelopen jaren zijn de Chinese goedkeuringsprocessen echter steeds moeilijker geworden.

    “Tien jaar geleden had je gewoon ergens kunnen beginnen met bouwen en dan kreeg je een boete,” zegt hij. “Als je dat tegenwoordig doet, kan de hele bouw worden stopgezet. Vandaag de dag is er een ongeëvenaard niveau van zorg voor en toewijding aan het milieu en de inwoners.”

    En dat, zegt hij, is ook zeer begrijpelijk.

    “Verontreiniging in China is iets dat de inwoners persoonlijk raakt”, legt hij uit. “In de grote steden is het zo erg dat men er maskers draagt.”

    Luchtverontreiniging is in China momenteel de grootste reden voor onrust bij de burgers. De wereldbank schat dat 16 van de 20 meeste verontreinigde steden in China liggen.

    De Chinese Society for Environmental Sciences zegt dat in China het aantal protesten met betrekking tot verontreiniging sinds 1966 elk jaar met zo’n 29% is toegenomen.

    “In 2011 is het aantal milieugerelateerde incidenten zelfs met 120% toegenomen,” vertelt de vicevoorzitter van de vereniging, Yang Zhaofei.

    Afgelopen september maakten de autoriteiten van Beijing hun eigen vijfpuntenplan voor de aanpak van verontreiniging in de hoofdstad bekend.

    “De vastberadenheid en gedetailleerdheid van dit plan zijn echt vernieuwend,” zegt Alvin Lin, China Climate and Energy Policy Director bij het Natural Resources Defense Council in Beijing. “Men is vastbesloten om de luchtverontreiniging serieus aan te gaan pakken.”

    Volgens het World Resources Institute zijn China en de VS verantwoordelijk voor 43% van de wereldwijde uitstoot.

    Het probleem in China is dat het land sterk afhankelijk is van steenkool.

    “In China wordt 70% van de energie en bijna 80% van de elektriciteit uit steenkool gehaald,” vertelt Luke Schoen, die een rapport schreef voor het World Resources Institute.

    China heeft zelf grote hoeveelheden steenkool en gas, maar deze zijn moeilijk toegankelijk en daarom is het land steeds meer afhankelijk van buitenlandse import. Olie haalt China uit het Midden-Oosten en Afrika, steenkool uit Australië en Indonesië en gas uit Centraal-Azië en Australië.

    “De Chinese leiders erkennen dat hun afhankelijkheid van koolstof als energiebron een probleem vormt,” zegt Luke.

    “Ook is de groeiende afhankelijkheid van buitenlandse energie een strategische zorg bij de Chinese leiders.”

    China heeft enorme schaliegasvelden ontdekt, maar in tegenstelling tot de VS beschikt het land nog niet over de baanbrekende technologie die nodig is om het te bereiken.

    Ondertussen concentreren de Chinese leiders zich op het ontwikkelen van een beleid om de CO2-uitstoot te verlagen en meer propere energie te gebruiken, terwijl ze tegelijkertijd de groei van het land in stand willen houden.

    “Eigenlijk investeert China al meer in duurzame energie dan elk ander land ter wereld,” zegt Luke.

    In 2011 heeft China $ 52 miljard geïnvesteerd in duurzame energiebronnen en in 2012 was dit zelfs $ 67,7 miljard, 50% meer dan de VS.

    Waar andere landen propere energie mogelijk zien als een kostbare belemmering van de economische groei, denkt China hier duidelijk anders over.

    Het land gelooft, dat het nieuwe beleid zal bijdragen tot het behouden van haar positie als grote wereldwijde speler, terwijl tegelijkertijd de klimaatverandering kan worden aangepakt. In de ogen van China is de klimaatverandering namelijk een niet te onderschatten bedreiging voor de welvaart van het land op de lange termijn.

    “Volgens eigen schattingen heeft China in 2011 $ 50 miljard aan economisch verlies geleden door natuurrampen,” vertelt Luke.

    “En volgens een onafhankelijk onderzoek zou dat bedrag in 2030 wel eens op kunnen lopen tot bijna $ 748 miljard per jaar als nu geen actie wordt ondernomen.”

    12 minuten gelezen Nummer 5
  • go-run-for-fun-banner1.jpg

    Televisie uit, sportschoenen aan...

    Normaal ziet INEOS hard weglopen niet als de oplossing voor een probleem. Maar dit keer zit het anders. INEOS wil namelijk dat kinderen gaan lopen en heeft een gedurfd nieuw plan opgezet dat dit gewoon wél doet. 

    INEOS hoopt duizenden kinderen te kunnen motiveren om de tv, het internet en hun videospelletjes eventjes aan de kant te zetten en buiten plezier te gaan maken.

    Jim Ratcliffe, hoofd van INEOS, vertrok uit zijn eigen passie voor lopen om dit initiatief op te zetten. Het moet helpen bij de aanpak van één van de grootste gezondheidsproblemen van de 21e eeuw: obesitas bij kinderen.

    “Het is eigenlijk heel eenvoudig,” vertelt hij. “We willen gewoon dat kinderen weer buiten gaan spelen.”

    “Lopen is de basis van veel fantastische sporten en als kinderen op jonge leeftijd met lopen in aanraking komen, dan is de kans groter dat ze het blijven doen. En daardoor krijgen ze ongetwijfeld een actievere en gezondere levensstijl.”

    Aan het allereerste ‘Go Run For Fun’-evenement, een loopuitdaging van ongeveer anderhalve kilometer, namen honderden kinderen deel. En dit was was slechts de eerste in het rijtje. Tegen de tijd dat je dit leest hebben er al meer dan 10.000 kinderen deelgenomen.

    De Britse Colin Jackson, voormalig hordeloper en winnaar van een zilveren olympische medaille, was in Londen om de kinderen aan te moedigen.

    “Lopen is eenvoudig en eigenlijk heel natuurlijk voor kinderen, dus op deze manier kunnen ze veel plezier beleven met hun vriendjes.”

    Om ervoor te zorgen dat de campagne ook op lange termijn succesvol blijft, werkt INEOS nauw samen met de organisatoren van de beroemde Great North Run, om verschillende kleine en grote loopevenementen te organiseren in heel het Verenigd Koninkrijk.

    De hoop bestaat dat er in 2014 meer dan 30.000 kinderen hebben deelgenomen aan één van de 70 geplande ‘Go Run For Fun’-evenementen. In 2016 zijn dit hopelijk zelfs 50.000 kinderen en 100 evenementen.

    “Als dit initiatief succesvol verloopt, en daar twijfel ik niet aan, is het wereldwijd het grootste initiatief om kinderen aan het lopen te krijgen,” aldus de Britse Brendan Foster, voormalig Olympisch langeafstandsloper en oprichter van de BUPA Great North Run. “Het is ook een fantastische erfenis van de Olympische Spelen in Londen.”

    Brendan en zijn team van Nova International sporen via scholen en lokale autoriteiten kinderen aan om mee te doen.

    “Zonder mensen vindt er geen Great North Run plaats, dus het zijn de mensen die dit mogelijk maken,” zegt hij. “Zij zijn cruciaal om het evenement te kunnen blijven organiseren.”

    Volgens Brendan zullen de INEOS-loopevenementen in eerste instantie vooral de kinderen aantrekken die al lopen, en van wie de ouders inzien dat lopen goed is voor lichaam en geest, en niet de kinderen die lopen als een zware opgave zien.

    “We moeten ons op de ouders richten. Kinderen zonder enthousiaste ouders zullen in eerste instantie moeilijk te bereiken zijn. Daarom moeten we de evenementen heel leuk maken, zodat iedereen die wel deelneemt geïnspireerd raakt.

    “Deze kinderen zullen dan andere kinderen aanzetten om mee te doen. En hun ouders zullen weer andere ouders motiveren.”

    Waarom is dit dan nog niet eerder gedaan?

    “Dat is een goede vraag,” antwoordt Brendan. “Wie zal het zeggen?

    “Ik weet wel dat wij het grootste evenement in heel het Verenigd Koninkrijk organiseren en iedereen aanmoedigen om mee te doen.”

    Volgens hem is dit evenement ontstaan door een combinatie van de juiste omstandigheden (Groot-Brittannië leeft nog in de euforie van de succesvolle Olympische Spelen) en drie gelijkgestemde mensen die echt een verschil wilden maken. Die drie mensen, Jim Ratcliffe, Brendan Foster en Sebastian Coe (winnaar van een gouden medaille op de Olympische spelen) kwamen eerder dit jaar samen in Londen.

    “De aanzet kwam van INEOS. Het was allemaal Jim’s idee.” aldus Brendan.

    “Hij had een helder beeld van wat hij wilde en wanneer. Het was een gewaagde zet, maar Jim heeft helemaal gelijk en zijn ideeën zijn bewonderenswaardig.”

    Brendan vertelt ook dat hij het fantastisch vindt dat dit initiatief eens niet van de overheid komt, maar van één van de grootste private productiebedrijven in het Verenigd Koninkrijk.

    Video

    RUN FOR FUN

    00:00

    De campagne wordt als eerste in het Verenigd Koninkrijk uitgerold, een land met één van de hoogste percentages kinderen met overgewicht in heel Europa. Maar de campagne is zo opgebouwd dat een soortgelijk evenement ook gemakkelijk kan worden georganiseerd in de rest van Europa en in Amerika.

    “We gaan evenementen organiseren in Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, België en de Verenigde Staten, maar op dit moment richten we ons even op het Verenigd Koninkrijk, waar de kinderen het minst actief zijn,” vertelt Jim Ratcliffe.

    De moderne, zittende levensstijl heeft in combinatie met te veel en te vet eten, gezorgd voor een toename van obesitas bij kinderen in het Verenigd Koninkrijk.

    Maar niet alleen het Verenigd Koninkrijk kampt met problemen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie komt obesitas inmiddels zo vaak voor bij kinderen dat het een van de grootste volksgezondheidsproblemen van de 21e eeuw is.

    “Ons belangrijkste doel is simpelweg om kinderen te inspireren om actief te zijn,” zegt Jim.

    “Jonge kinderen doen niks liever dan rondrennen. Het zit in hun DNA. Maar kinderen worden zo vaak aangemaand om rustig te zijn en stil te zitten. Met deze campagne willen we hen weer aansporen om te gaan bewegen.”

    Veel evenementen zijn zo gepland dat ze samenvallen met grote bestaande loopevenementen, zoals de Great North Run. Op die manier kunnen kinderen ervaren hoe leuk het is om mee te doen aan een groot evenement.

    De Great North Run, opgericht in 1981, is nu een van’s werelds grootste en populairste halve marathons voor volwassenen. Dit jaar trok het evenement meer dan 55.000 deelnemers en nam een recordaantal van 6.000 kinderen deel aan de Junior Great North Run van 4 km.

    Brendan Foster en zijn team kijken ernaar uit om nog meer te bereiken met de ‘Go Run For Fun’ evenementen van INEOS.

    “Wat dit initiatief zo fantastisch maakt, is dat het er allemaal om draait dat kinderen gewoon plezier hebben door buiten te spelen en te lopen,” vertelt Brendan.

    “Het is eigenlijk heel eenvoudig. We proberen niet het onmogelijke te bereiken. We willen gewoon zoveel mogelijk kinderen aan het lopen krijgen.

    “Wil wil, kan het als een wedstrijd zien. Maar het doel is om kinderen te laten zien hoe leuk lopen kan zijn.

    “Als ze beginnen met lopen en het echt leuk vinden, dan gaan ze uiteindelijk misschien meedoen met de wedstrijden. Zij worden de nieuwe lopers in de Great North Run en de Marathon van Londen, en ik durf te wedden dat ten minste één van die 50.000 kinderen aan de Olympische Spelen gaat meedoen.”

    Voor INEOS draait het allemaal om de kinderen: zij moeten sporten leuk gaan vinden.

    “’Go Run For Fun’ heeft eigenlijk maar één doel,” zegt Jim. “En dat is kinderen aan het lopen krijgen.“ Er is niet echt een verband met ons bedrijf, behalve dan dat wij investeren om dit mogelijk te maken.

    “We hebben geen publieke aandeelhouders die beïnvloed moeten worden of producten die consumenten kunnen kopen. Het gaat ons er gewoon om dat kinderen gaan lopen en plezier hebben.”

    Wilt u meer informatie, of een evenement organiseren, kijk dan op: www.gorunforfun.com

    12 minuten gelezen Nummer 5
  • best-way-to-feel-better-banner.jpg

    Loop voor je leven!

    Lopen is een van de beste manieren om je geestelijk en lichamelijk beter te voelen.

    Het is ook erg makkelijk.

    “Je hebt geen dure spullen nodig en je kunt het overal doen,” vertelt Fred.

    Volgens hem beseffen artsen eindelijk dat het bij lopen niet alleen om het verbranden van calorieën draait.

    “Er zijn heel veel onderzoeken die aantonen dat lopen net zo goed werkt als antidepressiva bij een lichte depressie.”

    Een van de grootste misverstanden over lopen is dat het slecht is voor je gewrichten.

    “Bij fitte mensen beschermt lopen zelfs tegen artritis,” zegt Fred.

    “De problemen doen zich voor wanneer je al bestaande blessures hebt. Je kunt er het beste voor zorgen dat je geen overgewicht krijgt.”

    Volgens Wadsworth is lopen de beste en de snelste manier om fit te worden.

    Hij prijst INEOS met het initiatief ‘Go Run For Fun’ om de kinderen in het Verenigd Koninkrijk weer aan het lopen te krijgen.

    “Het is zo’n logische oplossing, maar overheden hebben nog geen campagnes zoals deze opgezet, dus gaan bedrijven het doen.”

    Om op lange termijn succesvol te zijn moet de campagne zich volgens hem vooral op de ouders richten.

    “Ouders hebben de meeste invloed op het leven van hun kind,” zegt hij. “Kinderen kopiëren het gedrag van hun ouders.

    “En kinderen zullen niet snel meedoen als hun ouders vragen: “Waarom doe je dat?”

    INEOS hoopt dat de kinderen die wel meedoen, enthousiast worden over lopen en een gezondere levensstijl kweken.

    Inmiddels is er veel bekend over de langetermijnvoordelen van lopen.

    Lopen is goed voor hart en longen, verbetert de circulatie en vermindert de kans op een hartaanval, hoge bloeddruk en een beroerte.

    Het verlicht ook stress, verbetert je uithoudingsvermogen, verhoogt je immuunsysteem, geeft je meer energie en helpt bij het behouden van een gezond lichaamsgewicht.

    Verder heeft onderzoek aangetoond dat gezonde volwassenen die regelmatig bewegen zich over het algemeen gelukkiger voelen dan degene die niet veel bewegen, dat ze beter slapen en zich beter kunnen concentreren.

    Video

    Loop voor je leven!

    00:00
    5 minuten gelezen Nummer 5
  • debate-banner.jpg

    Debat: Zijn wedstrijden goed voor kinderen?

    Zijn wedstrijden goed of juist slecht voor kinderen? Hierover zijn de meningen al jaren verdeeld. Sommige mensen stellen dat kinderen door competitie worden aangemoedigd om uit te blinken in de huidige harde wereld, waarin we in alles moeten concurreren, of het nu een baan, een partner of een huis is. Ander e mensen vinden dat dit het zelfvertrouwen van kinderen ernstig schaadt en tot wrevel leidt. Aan welke kant je ook staat, het definitieve oordeel is nog niet geveld. Dit is wat de experts erover te zeggen hebben…

    Slecht:

    1. De meesten van ons zijn door onze opvoeding gaan geloven dat we zonder een zeker wedstrijdelement allemaal dik, lui en gemiddeld worden. Ik dacht vroeger ook dat een beetje gezonde competitie best goed kon zijn, zolang het in het juiste perspectief bleef. Maar ‘gezonde competitie’ bestaat helemaal niet. In een competitieve cultuur wordt een kind wijsgemaakt dat ergens goed in zijn niet genoeg is. Dat je anderen moet overwinnen. Hoe vaker kinderen aan wedstrijden meedoen, hoe meer zij competitie nodig hebben om zich goed te voelen. Maar winnen is helemaal niet karaktervormend; het geeft een kind alleen maar eventjes een zelfvoldaan gevoel. Bij een wedstrijd kan per definitie niet iedereen winnen. Als het ene kind wint, verliest het andere. Competitie zorgt ervoor dat kinderen de winnaars benijden en de verliezers verdrijven. Samenwerken daarentegen leert kinderen juist veel over effectief communiceren, anderen vertrouwen en mensen accepteren die anders zijn dan zij zelf. Kinderen krijgen meer zelfvertrouwen als ze samenwerken met anderen, dan wanneer ze moeten strijden. Bovendien hangt hun zelfvertrouwen dan niet af van het winnen van een spellingswedstrijd of een basketbalspelletje.
      Alfie Kohn, auteur van No Contest: The Case Against Competition

    2. Sportwedstrijden zijn slecht voor kinderen als er te veel van ze verwacht wordt. Dit beseffen we en daarom hebben we in het hele land de nadruk in de atletiekclubs wat verschoven. We hebben nieuwe onderdelen aan de atletiek toegevoegd, die speciaal ontworpen zijn voor kinderen tussen de 6 en de 11. We geven de prioriteit aan groepswedstrijden. Kinderen kunnen op veel verschillende onderdelen aan groepswedstrijden meedoen. Alle kinderen mogen hieraan deelnemen en ze gaan allemaal trots naar huis, na een ceremonie waarin ze een bewijs van deelname uitgereikt krijgen. Atletiekwedstrijden zijn altijd populair geweest bij kinderen. Kinderen hebben de drang om hun kracht en vaardigheden te vergelijken met die van andere kinderen. Dit jaar hebben we deze aangeboren motivatie versterkt door kinderen nieuwe vormen van competitie aan te bieden en nieuwe atletiekonderdelen die nog aantrekkelijker, uitdagender en spannender zijn.
      David Deister, projectmanager bij de Duitse Atletiekfederatie.

    3. Wedstrijden blijken in beperkte mate nuttig te zijn, maar niet meer dan dat. We moeten ons nu gaan richten op samenwerking, want daarmee kan veel meer bereikt worden.
      Franklin D. Roosevelt, voormalig president van de Verenigde Staten

    4. Er zijn in dit leven genoeg momenten waarop kinderen moeten leren om met teleurstellingen om te gaan. Op onze school stomen we onze kinderen klaar voor alle stadia in het leven. Maar het is niet nodig dat de kinderen zich op school verliezers voelen.
      Elizabeth Morley, hoofd van het Institute of Child Study Laboratory in Canada 

    Goed:

    1. Gezonde competitie spoort kinderen aan om het allerbeste uit zichzelf te halen, in plaats van alleen maar goed genoeg te zijn. Als kinderen met andere kinderen moeten concurreren, zullen ze nieuwsgierig worden, zelf op onderzoek uitgaan en leren samen te werken met anderen. Ze zullen meer doen dan wat strikt noodzakelijk is. Dit bereidt kinderen voor op allerlei situaties die zich in de toekomst kunnen voordoen. Of ze nu proberen op een goede universiteit te komen, een promotie te krijgen of een behandeling tegen kanker te ontwikkelen, als mensen in hun jeugd hebben aangeleerd om competitief te zijn, dan zullen ze een enorm voordeel hebben.
      Jennifer Veale, oprichter en hoofd van TrueCompetition.org

    2. Competitie kan goed en slecht zijn voor kinderen. Onder de juiste omstandigheden werkt het bevorderend, maar onder de verkeerde zorgt het voor een negatieve, demotiverende omgeving. Competitie kan heel goed zijn als het kinderen feedback geeft op hun prestaties en vooruitgang. Winnen hoort daarbij niet de enige of belangrijkste doelstelling te zijn. Van gezonde competitie kan een kind veel over zichzelf en over het leven leren. Helaas heerst er bij wedstrijden voor kinderen vaak de mentaliteit dat kinderen koste wat het kost moeten winnen, wat kinderen kan ontmoedigen en er zelfs voor kan zorgen dat ze activiteiten vermijden die ze anders erg leuk hadden gevonden. Daarom is het cruciaal dat trainers, leraren en ouders ervoor zorgen dat kinderen de juiste dingen leren van wedstrijden. Onder de juiste omstandigheden kunnen kinderen er veel van leren, of ze nu winnen of verliezen. Competitie bereidt ze voor op hoogtepunten en tegenspoed in de rest van hun leven, leert ze om te gaan met anderen en tegenstanders met respect te behandelen.
      John Tauer, hoofdtrainer mannenbasketbal en professor in de psychologie aan de University of St Thomas, Minnesota

    3. Competitie is goed voor kinderen. Het is normaal dat mensen zichzelf met anderen vergelijken, dus wat dat betreft zijn wedstrijden gezond. Als het kind goed ondersteund wordt, kan hij of zij leren verlies te accepteren zonder zelfvertrouwen te verliezen. Er is echter sprake van ongezonde competitie als kinderen gedwongen worden om deel te nemen aan wedstrijden of het gevoel hebben dat ze moeten winnen om liefde of status te krijgen binnen hun familie.
      Lyn Kendall, Gifted Child Consultant voor het Britse Mensa

    4. In dit land staren we ons blind op het idee dat alles in het leven van kinderen veilig moet zijn en dat elk risico vermeden moet worden. Hierdoor ontstaat er een generatie van kinderen die slecht voorbereid zijn op de echte wereld, waar elke dag risico’s genomen moeten worden. Competitie leert kinderen om kritisch na te denken, besluiten te nemen en problemen op te lossen. Een land kan niet concurreren op de wereldeconomie als het zijn burgers deze vaardigheden niet leert. Andere voorstanders van competitie in Noord- Amerika stellen dat kinderen door competitie beter leren, fitter blijven en minder snel in de criminaliteit belanden.
      Digby Jones, voormalig minister van UK Trade & Investment in het Verenigd Koninkrijk

    5. We moeten af van de cultuur waarin alle kinderen prijzen moeten winnen. We moeten er juist voor zorgen dat kinderen vanaf jonge leeftijd competitieve sporten gaan beoefenen en ze aan de juiste sportclubs koppelen zodat ze hun dromen kunnen najagen. Daarom bevat het nieuwe leerplan voor het Verenigd Koninkrijk de eis dat basisscholen competitieve sporten moeten aanbieden.
      David Cameron, premier van het Verenigd Koninkrijk

    6 minuten gelezen Nummer 5
  • life-saver-banner.jpg

    Redder in nood

    Als het om veiligheid gaat, is INEOS erg fanatiek. Maar als je in een risicovolle omgeving werkt, kun je je niet veroorloven al te snel tevreden te zijn. Bij alles wat INEOS doet, komt veiligheid op de eerste plaats. Norward AS, deel van de INEOS Groep, bestaat maar met één doel, en dat is het redden van levens, zoals Øyvind Klæboe maar al te goed weet. 

    In augustus 2003 maakte een Indiase helikopter met nog draaiende bladen een duikvlucht in zee. Aan boord 25 medewerkers van een offshore booreiland .

    De bemanning, met gordels nog om, kwam om toen de helikopter binnen enkele seconden zonk. Slechts twee passagiers overleefden de crash. Ze wisten te ontsnappen via de schelpdeuren aan de achterkant en konden zo worden gered.

    Zij waren de enige twee die de helikopterveiligheidstraining HUET (Helicopter Underwater Escape Training) hadden gevolgd.

    Door dit soort ongelukken beseft Øyvind Klæboe waarom het werk van zijn team bij Norward AS zo belangrijk is. De laatste zeven jaar hebben ze offshore medewerkers geleerd hoe ze kunnen ontsnappen als een helikopter in zee stort.

    Video

    Redder in nood

    00:00

    “Er is absoluut geen twijfel over de waarde van HUET,” stelt hij. “Kan deze training het verschil maken tussen leven en dood? Absoluut.

    “Je hebt letterlijk maar een paar seconden om te beslissen wat te doen bij een crash en met de juiste training heb je een veel grotere overlevingskans.”

    Technische storingen, stuurfouten en slecht weer kunnen allemaal een helikoptercrash veroorzaken.

    Een helikopter kan als een baksteen uit de lucht vallen, totaal onbestuurbaar worden of juist redelijk zacht landen.

    Wat er ook gebeurt, de sleutel tot overleven is om zo snel mogelijk terug uit het water zien te komen.

    “Je weet niet hoe lang je hebt voordat de helikopter omslaat en zinkt, dus je eerste prioriteit is er uit te komen,” vertelt hij. “Maar tegelijkertijd kun je heel wat andere obstakels tegenkomen.”

    Voorbeelden hiervan zijn ongunstige weersomstandigheden, ijzige wateren, ruige zeeën, slecht zicht, vuur en benzine in het water.

    “Je kunt niet met zekerheid zeggen wat je zal tegenkomen, maar de cursus leert de deelnemers op die onzekerheid voorbereid te zijn,” vertelt hij.

    Daarnaast geeft de cursus hen ook het vertrouwen om het ondenkbare onder ogen te zien en kalm te blijven.

    Bij Norward gebruiken de instructeurs een namaakhelikopter in een zwembad om te laten zien wat er gebeurt als een helikopter in zee stort en daarna omslaat, waarschijnlijk omdat ze enorm zwaar zijn.

    Om verschillende scenario’s na te bootsen worden een golfmachine, een windgenerator en lichtinstallaties gebruikt.

    “Het komt erop neer dat we onder gecontroleerde omstandigheden verschillende situaties kunnen nabootsen,” vertelt Øyvind.

    Helikoptercrashes zijn gelukkig zeldzaam, maar sinds 2006 moet al het offshore personeel verplicht deelnemen aan HUET.

    “Niemand mag meer offshore gaan zonder een ‘green card’. Dit betekent dat HUET verplicht is voor alle medewerkers en bezoekers,” zegt Øyvind. “Iedereen die naar een offshore installatie vliegt, moet de basistraining gevolgd hebben.”

    Tijdens de acht uur durende HUET-cursus bij Norward leren medewerkers hoe ze moeten omgaan met zowel de fysieke als de psychologische stress van het neerstorten in zee.

    Het is het soort training waarvan Øyvind hoopt dat de cursisten die nooit nodig zullen hebben, maar hij weet dat het de belangrijkste training is die ze ooit zullen gehad hebben wanneer zich toch een ongeval voordoet.

    INEOS verwierf het Norward trainingscentrum toen het in 2007 de polymeer business van het Noorse Norsk Hydro ASA kocht.

    Toen was het centrum al uitgegroeid tot een succesvol bedrijf met een omzet van vijf miljoen euro, komende van een eenvoudige, interne alarmcentrale als onderdeel van Norsk . Het centrum biedt trainingen aan externe bedrijven en andere geïnteresseerden.

    “Norward nam stapsgewijs nieuwe uitdagingen aan,” vertelt Øvind. “We hebben uiteindelijk onze eigen medewerkers opgeleid, de interne competentie verbeterd en nieuwe markten aangeboord.

    “We hebben nu particuliere klanten in heel Noorwegen.”

    Een van hun grootste klanten is Statoil, dat dit jaar Norward vroeg om een nieuwe cursus te ontwikkelen. Deze cursus moest onder andere offshore medewerkers leren hoe ze een helikopterpiloot kunnen helpen om veilig te landen op een boorplatform en te beslissen wat te doen bij een ongeluk.

    Naast de standaard brandbestrijdingsmodules en cursussen voor het verlenen van eerste hulp, biedt het team ook trainingen in bedrijfsveiligheid en hoe je bijvoorbeeld een gaslek moet aanpakken of een lek van chemische stoffen.

    “Cursussen als deze trekken klanten aan vanuit de hele Noorse industrie en Norward is een van de beste leveranciers,” zegt Øvind.

    Ga voor meer informatie naar: http://norward.no/

    14 minuten gelezen Nummer 5
  • who-dares-wins-banner.jpg

    Wie waagt, die wint

    Dit jaar is het zestig jaar geleden dat Edmund Hillary, samen met sherpa Tenzing Norgay, als eerste de Mount Everest beklom. In 1998 hoorde een twaalfjarige scout voor het eerst een gesprek over de Mount Everest. Dat was Rhys Jones die acht jaar later, op zijn twintigste verjaardag, de Mount Everest zou beklimmen. Hij werd hiermee de jongste klimmer ooit die de hoogste berg van elk continent heeft beklommen.

    De Mount Everest is niet weggelegd voor bangerikken.

    Het is een vijandige, meedogenloze berg. Een plek waar de dood te lezen staat op de gezichten van de bevroren lichamen waarmee het laatste deel van de route naar de top, boven 8.000 meter, bezaaid ligt.

    Naast het zuurstofgebrek – de grote hoogte kan je gek maken – kunnen klimmers ook lawines van rotsen of sneeuw, wervelstormen, schuivende gletsjers, sneeuwstormen, bevriezing, longontsteking, uitputting en ijzige temperaturen verwachten in de ‘zone des doods’.

    “Het wordt de zone des doods genoemd en het is nog minder leuk dan het al klinkt,” vertelt klimmer Rhys Jones. “Het eindeloos omhoog lopen in de ijle lucht is net zwemmen in lijm. Er zit ijs binnen in de tenten. Het is verschrikkelijk. Je hebt geen eetlust, je kan niet goed uitrusten en het is genadeloos koud.”

    Maar wie waagt, die wint. En voor Rhys, die al sinds zijn twaalfde droomde van het beklimmen van de hoogste berg ter wereld, zou het de pijn waard zijn om vijf minuten op de 8.850 meter hoge top te staan.

    “Ik was bij een lezing over de Mount Everest toen ik nog bij de scouts was,” vertelt hij. “Ik wist toen eigenlijk nog helemaal niks over bergen. Maar ik besloot gewoon dat ik op een dag de Everest zou beklimmen en wat er daarna is gebeurd was het gevolg van hard werken naar dat ene doel.”

    Het doel was niet alleen om de Mount Everest te bedwingen, maar ook om de jongste klimmer ooit te worden die de Seven Summits Challenge voltooide, door de hoogste berg van elk van de zeven continenten te beklimmen.

    De Mount Everest zou de laatste van deze zeven bergen zijn, maar daarvoor moest Rhys eerst nog bijna 36.000 euro inzamelen.

    “Ik heb letterlijk honderden brieven gestuurd naar potentiële sponsors, maar ik had weinig geluk,” vertelt hij. “Maar toen schoot INEOS te hulp, waardoor ik zo goed als zeker kon gaan klimmen.”

    INEOS-voorzitter Jim Ratcliffe stemde in Rhys te ontmoeten om de geplande expeditie te bespreken.

    “Ik had geen idee wat ik kon verwachten toen ik hem ontmoette,” vertelt Rhys. “Ik weet nog dat ik volledig in pak kwam aanrijden in mijn krakkemikkige vijfdeurs. Hij droeg een jeans met T-shirt.”

    De twee praatten een uur lang.

    “Ik kreeg de indruk dat hij alles heel goed opneemt en hij leek het hele gesprek zeer geïnteresseerd, wat indrukwekkend is gezien hij waarschijnlijk veel aan zijn hoofd heeft,” aldus Rhys.

    “Het was ook een teken dat er goede mensen voor hem werkten, aangezien hij zo lang met mij kon praten.”

    De persoonlijke ontmoeting resulteerde in een sponsordeal met INEOS van bijna 36.000 euro.

    “Het was een keerpunt,” vertelt Rhys.

    Met het geld op zak – en een INEOS-vlag om op de top te planten – kon Rhys zich nu gaan concentreren op de komende reis.

    In mei 2006 vertrokken Rhys, drie andere klimmers, twee gidsen en vijf sherpa’s vanuit het Mount Everest Base Camp.

    “Wij waren dat jaar het eerste team dat richting de top ging, dus we moesten tijdens de hele klim touwen bevestigen en een weg banen door de sneeuw, wat een behoorlijke karaktertest was,” vertelt hij.

    “Tot op de dag van vandaag, heb ik door deze ervaring een goede kijk op wat moeilijk is en wat niet.”

    Angst is daarentegen iets wat het team op de berg heeft achtergelaten.

    “Als je succesvol wilt zijn, kan je je geen demonen veroorloven,” volgens Rhys.

    “Om iets te bereiken moet je een zeker risico durven nemen” Rhys Jones

    “Natuurlijk maakte ik me soms zorgen. Het ging een aantal keer bijna mis. Ik ben twee keer bijna meegesleurd door een lawine. Mensen sterven op de Everest, en daar was ik tamelijk nuchter over. Incidenten zijn óf mis, óf raak. Zolang het niet ‘raak’ was, zou ik doorgaan.

    “Ik hoopte alleen dat ik geluk zou hebben met het weer en niet op het verkeerde moment op de verkeerde plek zou zijn.”

    Zouden zijn zorgvuldig gemaakte plannen zijn mislukt – en op de Everest kan dat op adembenemende en angstaanjagende snelheden gebeuren – dan zou Rhys zijn omgekeerd. Al was hij nog zo dicht bij de top.

    “Geen enkele berg is het waard om mijn vingers, tenen of mijn leven voor te verliezen,” stelt hij. “Ik zou het dan later gewoon nog eens proberen. Die berg gaat nergens heen. Het lijkt er helaas op dat de Everest iets met je doet waardoor veel intelligente mensen tijdens de beklimming onnodige risico’s nemen.”

    Het beklimmen van de Everest heeft tot nu toe meer dan 200 levens geëist en ongeveer 150 lichamen zijn nooit gevonden.

    “Om de Everest te kunnen beklimmen moet je mentaal heel sterk zijn, zodat je alleen omdraait als het echt te gevaarlijk wordt,” vertelt hij.

    “Als het niet te gevaarlijk is, moet je gewoon doorbijten en blijven doorgaan.”

    Rhys bereikte de in wolken gehulde top op 17 mei 2006 om drie uur ’s middags na een laatste, zestien uur durende klim.

    Het was een immense opluchting.

    “Ik was gigantisch opgelucht toen ik de top bereikt had, maar ik was me ook direct bewust van het feit dat het al laat was en ik nog een lange weg naar beneden te gaan had,” vertelt hij.

    “Ik rolde de INEOS-vlag uit, deed mijn zuurstofmasker af, liet een paar foto’s maken, zei ‘bedankt God’ en ging naar beneden.”

    Tegenwoordig heeft Rhys zijn eigen bedrijf, RJ7 Expeditions, met kantoren op vier verschillende continenten. Daarmee helpt hij anderen de reis van hun leven te plannen.

    “Het is niet op hetzelfde niveau als INEOS, maar we groeien in snel tempo,” zegt hij lachend. Eigen klimervaring heeft hem geholpen bij het opzetten van zijn bedrijf.

    “Er zijn veel overeenkomsten tussen die twee dingen,” vertelt hij. “Een team managen in een risicovolle omgeving, ambitieus zijn en doelen behalen, zijn op beide vlakken van toepassing.”

    Volgens hem is het nemen van risico’s noodzakelijk in het leven.

    “Om iets te bereiken moet je een zeker risico durven nemen,” stelt hij.

    “De risico’s die je neemt tijdens het klimmen zijn soms een kwestie van leven of dood, de risico’s die je neemt in het bedrijf zijn eerder financieel. Maar ik ga er op dezelfde manier mee om. Ik focus op de feiten, de waarschijnlijkheden en de gevolgen en neem dan een besluit.”

    Hij is van mening dat veel bedrijven ten onder gaan als gevolg van slecht management en een gebrek aan focus.

    “Een slecht gemotiveerd team is een enorme geldkuil, terwijl de oplossing redelijk goedkoop kan zijn,” zegt hij.

    “Een andere valkuil is gebrek aan een duidelijke focus; in deze tijden van crisis zijn er veel bedrijven die alles aanpakken wat ze kunnen, in plaats van zich te concentreren op dat waar ze goed in zijn.”

    Rhys wordt gedreven door zijn passie en dat zal altijd zo blijven.

    “In al die jaren dat ik heb geklommen, heb ik nooit het gevoel gehad dat ik een berg bedwongen had,” vertelt hij. “Ik ben alleen maar blij dat ik heb kunnen genieten van de klim en eventjes op de top heb kunnen staan.”

    10 minuten gelezen Nummer 5
  • all-power-switz-banner.jpg

    Alle energie naar Zwitserland

    Wat deze wereld vandaag de dag meer dan ooit nodig heeft, is scheikunde. De chemische industrie, verre van een kostenpost voor de samenleving, is als beste in staat om te begrijpen wat er gedaan moet worden om een duurzame wereld te creëren en, nog belangrijker, weet ook hoe dit bereikt kan worden. Tot nu toe hebben elf landen zich aangesloten bij SusChem Europe en Zwitserland is de volgende in de rij. En INEOS, een bedrijf dat floreert door innovatieve oplossingen voor uitdagende problemen, is de drijvende kracht. 

    De kernramp in Fukushima, die werd veroorzaakt door een aardbeving en een enorme tsunami in Japan in maart 2011, bleef nazinderen in de hele wereld.

    Duitsland sloot acht kernreactoren, in Italië werd massaal tegen de aanwezigheid van kerncentrales gestemd en in Spanje werd de bouw van nieuwe reactoren verboden.

    In Zwitserland werd op een soortgelijke manier gereageerd. Na de ramp in Japan maakte het land als eerste in Europa zijn plannen bekend om kernenergie af te gaan bouwen.

    Ter vervanging van kernenergie heeft de Zwitserse Bondsraad de fundamenten gelegd voor een nieuwe strategie voor de Zwitserse energievoorziening tegen 2050.

    In eerste instantie dient Zwitserland terug te vallen op het importeren van energie en elektriciteit, wat tot een toename van de CO2-voetafdruk leidt en het land voor een enorme politieke en economische uitdaging stelt.

    Maar deze moedige beslissing biedt ook een uitgelezen kans én impuls voor Zwitserland om meer verantwoord om te gaan met energie, en het gebruik van CO2 op te waarderen door het eerder als grondstof dan als brandstof in te zetten.

    In november zal SusChem Switzerland gelanceerd worden tijdens een Ecochem-evenement in Bazel, waar de meest invloedrijke industriële en politieke leiders, wetenschappers en innovatie-pioniers samenkomen.

    De timing van dit door INEOS aangestuurde initiatief had niet beter gekund.

    “INEOS is vanaf het begin een van de drijvende krachten geweest achter SusChem Zwitserland,” vertelt Greet van Eetvelde, voorzitter van SusChem Switzerland.

    Het vinden van oplossingen voor het verlagen van de CO2-uitstoot, het verminderen van energieverbruik, het effectief beheren van hulpbronnen, het verwerken van afval en het ontwikkelen van schone technologieën, zijn de doelstellingen van SusChem Switzerland.

    “De focus zal liggen op industriële symbiose,” zegt Greet

    “Om echt dingen te kunnen veranderen zullen verschillende industriële sectoren nieuwe manieren moeten vinden om samen te werken aan het realiseren van een gemeenschappelijke toekomstvisie waar iedereen baat bij heeft.”

    Greet, die bij INEOS Europe werkt, vertelt dat in de procesindustrie veel afvalwarmte wordt geproduceerd die eenvoudig hergebruikt kan worden,hetzij onsite, hetzij door andere industrieën en zelfs in naburige gemeenten.

    “Dat is de toekomst,” legt ze uit. “Het is een winwinsituatie voor alle betrokken partijen. De ene industrie heeft mogelijk een vraag, waar de andere juist het antwoord op heeft. We zijn als het ware de lijm tussen deze twee partijen.”

    Vandaag de dag werkt INEOS nauw samen met de Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL) om energieintegratie en -optimalisatie te bewerkstelligen op de productiesites van INEOS.

    Daarnaast heeft INEOS zich vorig jaar geëngageerd om tot 2022 financiële steun te bieden aan innovatieve en ondernemende projecten die voortvloeien uit onderzoek aan EPFL.

    Greet hoopt dat de ‘INEOS Innogrant’ “bijdraagt aan boeiend laboratoriumonderzoek, met name op het gebied van groene chemie.” De eerste ‘INEOS Innogrant’ zal tijdens de SusChem-conferentie worden uitgereikt aan Imperix, een jong bedrijf dat zich toelegt op de stabiliteit van het elektriciteitsnetwerk.

    Verder zullen zowel het produceren, beheren en opslaan van energie als het capteren en benutten van CO2 worden onderzocht aan de nieuwe EPFL Valais Wallis campus in het Zwitserse kanton Valais.

    Zo is er bijvoorbeeld onderzocht of Zwitserland voordeel zou kunnen halen uit zijn gletsjers, die door de stijging van de temperatuur op aarde alarmerend snel aan het smelten zijn.

    Op de plekken waar gletsjers samenkomen, worden nieuwe meren gevormd en er is gekeken of deze natuurlijke reservoirs de productie van waterkrachtenergie zouden kunnen stimuleren.

    Momenteel hebben elf landen, waaronder België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Groot-Brittannië, hun eigen SusChem Nationaal TechnologiePlatform. Zwitserland zal, dankzij een duwtje in de rug van INEOS, het twaalfde zijn.

    Het Zwitserse initiatief wordt geïntroduceerd tijdens de driedaagse Ecochem-conferentie, waar de belangrijkste spelers uit de chemische sector en haar toe- en naleveranciers samenkomen rond één thema: het stimuleren van ‘groene chemie’.

    Het netwerk van nationale technologieplatformen is gelinkt aan SusChem Europe, het European Technology Platform for Sustainable Chemistry, dat in 2004 werd opgericht als gezamenlijk initiatief van de European Chemical Industry Council (Cefic) en andere partijen.

    Eerder dan een ‘discussiegroep’ dient SusChem gezien als een drijvende kracht voor de toekomst van de chemie. Het initiatief is inmiddels officieel erkend door de Europese Commissie.

    In de voorbije jaren heeft SusChem bijgedragen aan de ontwikkeling van geavanceerde materialen en procestechnologieën die hebben geleid tot een efficiënter gebruik van energie, grondstoffen en water.

    Dit zijn precies de krachtlijnen van de huidige groeistrategie van de Europese Unie en ‘Horizon 2020’, het nieuwe Europese financieringsprogramma voor Onderzoek en Innovatie dat per 1 januari wordt geïntroduceerd om vraagstukken als klimaatverandering, energie- en voedselveiligheid, gezondheid en de vergrijzing aan te pakken.

    Kort gezegd is de Europese Commissie van mening dat de Europese chemische industrie een cruciale rol speelt in de totstandkoming van een betere toekomst voor ons allemaal.

    SusChem Switzerland kan voortbouwen op de visie en missie van SusChem Europe om een nog meer competitief en innovatief Europa te creëren waarin duurzame chemie oplossingen aandraagt voor de toekomstige generaties.

    “INEOS weet dat het een bijdrage kan leveren,” zegt Greet.

    Voor INEOS, dat in 2010 met z’n hoofdkantoor naar Rolle verhuisde, biedt de betrokkenheid bij SusChem Switzerland ook de kans om een grotere rol te spelen in de toekomstvisie van Zwitserland, terwijl het tegelijkertijd haar eigen aanwezigheid manifesteert.

    Cefic liet weten verheugd te zijn met de beslissing van INEOS om een belangrijke rol te spelen in SusChem Switzerland.

    “Zwitserland is een belangrijk productieknooppunt voor Europa, zowel voor basischemicaliën als fijnchemicaliën met toepassing als actieve stoffen in de gezondheidssector, en nog veel meer,” vertelt Esther Agyeman-Budu, Cefics communicatieadviseur voor onderzoek en innovatie.

    “Bedrijven zoals INEOS, die meer kennis hebben op dit gebied, zijn nodig om de productie nieuw leven in te blazen. Gezien de schaarste aan grondstoffen en hulpbronnen, dienen we alle middelen zo optimaal mogelijk in te zetten met het oog op een maximale return voor de samenleving.”

    Log voor meer informatie over de Ecochem-conferentie in op www.ecochemex.com.

    Meer informatie over SusChem kunt u vinden op www.suschem.org.

    8 minuten gelezen Nummer 5
  • climate-change-banner.jpg

    Een nieuwe wind

    Een aantal vans werelds voornaamste chemiebedrijven gaan de uitdaging aan om een mondiaal probleem aan te pakken en de natuurlijke grondstoffen van de aarde te beschermen.

    INEOS, AGA, AkzoNobel, Borealis en Perstorp, de chemiecluster in Stenungsund, Zweden, heeft grootse plannen die ze vóór 2030 willen verwezenlijken. Tegen dan willen ze kunststoffen en chemische stoffen die gebruikt worden voor slangen, buizen, vloeren, verf, kabels, reinigingsmiddelen en vele andere toepassingen, waar mogelijk produceren zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen zoals olie, steenkool en aardgas.

    Voor INEOS in Stenungsund, dat uitsluitend fossiele brandstoffen gebruikt, zal dit een behoorlijke uitdaging worden. Maar Lars Josefsson, voorzitter van INEOS Sverige AB, zegt dat het vinden van en overschakelen naar duurzame brandstoffen van vitaal belang is, niet alleen voor Zweden maar ook voor de rest van de wereld als we de effecten van de klimaatverandering willen helpen terugdraaien.

    “Het is een enorme uitdaging, maar we willen meebouwen aan een toekomst waarin grondstoffen efficiënt worden ingezet en al onze producten gerecycleerd worden,” vertelt hij.

    “Wij willen hernieuwbare grondstoffen gebruiken om duurzamere producten te ontwikkelen.”

    De chemiecluster met de vijf bedrijven in Stenungsund wordt aanzien als een van de beste ter wereld. Ze hebben sinds de lancering van hun visie – Sustainable Chemistry 2030 – dan ook al een aanzienlijk bedrag verworven voor de financiering van dit plan.

    “Als we er in slagen, zou dat een sterke verbetering van het milieu en de economische welvaart van de regio betekenen,” zegt Lars.

    “We weten dat het mogelijk is, maar het gebeurt niet vanzelf. Er zijn veel verschillende spelers nodig om dit te bereiken, inclusief samenwerking met de academische en politieke wereld en met andere industrieën. We moeten allemaal samenwerken.”

    En dat is wat ze aan het doen zijn sinds ze hun visie uiteengezet hebben.

    Tot nu toe hebben ze fondsen gekregen van onder andere de Europese Unie en van verschillende Zweedse overheidsinstellingen.

    Hun visie om niet langer afhankelijk te zijn van de olie- en gasreserves van deze aarde, heeft hen ook het respect van de lokale gemeenschap opgeleverd.

    Volgens de vijf bedrijven zal Stenungsund binnen twintig jaar de motor zijn van de West-Zweedse economie, hét centrum binnen de chemische industrie voor het produceren van duurzame producten én de plek voor gelijkgestemde bedrijven om te groeien en zich te ontwikkelen.

    Maar de eerste stap richting 2030 is eigenlijk al gezet. Zowel INEOS als Borealis was betrokken bij het promoten en steunen van de plannen van Stena Recycling voor het ontwikkelen van een technologie waarmee jaarlijks duizenden tonnen kunststof kabels kunnen worden hergebruikt voor nieuwe producten. Het recycleren begon enkele jaren geleden en elk jaar zijn duizenden tonnen kunststoffen (PVC en PE) succesvol hergebruikt.

    “Dat was voorheen nooit mogelijk vanwege de hoge concentratie metaal in het materiaal,” aldus Lars.

    Een ander voorbeeld is AkzoNobel, dat veel investeert in onderzoek en ontwikkeling. Een van de (commerciële) eindresultaten is een effectieve vuil- en vetverwijderaar op waterbasis waardoor in een carwash meer dan 97% van het water hergebruikt kan worden. De meeste nieuwe wasstraten in Zweden worden nu met deze technologie gebouwd.

    “Energie is ook erg belangrijk,” zegt Josefsson. “We zijn nu met een project bezig rond energiebesparing.

    “Een complete locatieanalyse, uitgevoerd door Chalmers University of Technology en gefinancierd door het Zweedse energieagentschap, toont voor de vijf bedrijven samen een groot besparingspotentieel.

    “De tweede fase is nu van start gegaan om te kijken hoe dit potentieel gerealiseerd kan worden.”

    De chemiecluster heeft ook een project gelanceerd om meer plastic van ziekenhuizen te recycleren.

    “Er wordt veel plastic gebruikt in ziekenhuizen, onder andere PVC,” zegt Josefsson. “We hebben nu een consortium opgezet met partners, waaronder de provincie Stockholm en de westkust van Zweden. Andere partners naast INEOS zijn onder meer Zweedse universiteiten en instituten, recycleringsbedrijven en PVC MedAlliance*. Het doel is om een duurzaam managementsysteem op te zetten voor medisch kunststofafval via een nauwe samenwerking tussen verschillende belanghebbenden en praktijkprojecten.”

    Een ander project is het samenwerkingsprogramma met enkele belangrijke spelers uit de Zweedse papier- en pulpsector om mogelijk duurzame grondstoffen uit bossen te gebruiken. Zweden, dat de op twee na grootste papieren pulpindustrie van Europa heeft, neemt een unieke positie in omdat grote delen van het land bebost zijn.

    Maar vanwege de afnemende papierconsumptie zoekt de industrie naar nieuwe toepassingen.

    Het project, Forest-Chemistry, wordt gesteund door het Zweedse overheidsbedrijf VINNOVA.

    Ondertussen heeft Sustainable Chemistry 2030 ook steun gekregen van onderzoeksinstellingen als Chalmers University of Technology, SP Technical Research Institute of Sweden, The University of Gothenburg, IVL en Luleå/ Umeå University.

    “Het platform, Sustainable Chemistry 2030, heeft de samenwerking binnen de cluster doen toenemen en helpt de visie uitdragen dat chemie nodig is voor de biogebaseerde maatschappij van morgen” aldus Lars. “Dit zal heel belangrijk worden wanneer we ook andere cruciale kwesties met politici gaan bespreken.”

    Volgens Lars biedt het jaar 2030 een duidelijke focus en zorgt het voor de juiste druk om onze doelen te realiseren.

    “Wij denken dat het mogelijk is om ons doel te bereiken,” stelt hij.

    *Lees meer over PVC Med Alliance op www.pvcmed.org.

    6 minuten gelezen Nummer 5
  • ethylene-terminal-banner.jpg

    Ethyleenterminal geeft INEOS voorsprong op rivalen

    INEOS Oxide heeft een nieuwe diepzeeterminal met een capaciteit van één miljoen ton geopend in haar fabriek in België, zodat het uit de hele wereld concurrentieel geprijsd ethyleen kan  invoeren.

    Video

    Ethyleenterminal

    00:00

    CEO Hans Casier stelt dat de Antwerpse fabriek daardoor succesvol kan concurreren met de beste bedrijven ter wereld.

    De nieuwe terminal, de spil van het op één na grootste petrochemisch bedrijventerrein ter wereld, werd officieel geopend door Vlaams Minister-President Kris Peeters.

    “Deze nieuwe terminal betekent een aanzienlijke versterking van de petrochemische cluster in Antwerpen, die in de afgelopen vijftig jaar gekwalificeerde banen en welvaart naar Vlaanderen heeft gebracht,” zei hij. “Deze investering toont aan dat INEOS toekomst ziet in Antwerpen en is een teken dat het beleid van Vlaanderen vruchten begint af te werpen.”

    Dankzij de terminal is het nu mogelijk om de grootste ethyleenvrachtschepen ter wereld te lossen voor INEOS’ Europese productievestigingen op de site in Antwerpen of voor sites die aangesloten zijn op de ARG-pijpleiding van Antwerpen naar Keulen en het Ruhrgebied.

    INEOS kan concurrentieel geprijsde grondstoffen leveren en op een efficiënte manier voldoen aan de vraag van veel van haar belangrijkste Europese productievestigingen. Dit door de aansluiting van de terminal van INEOS Oxide in Antwerpen op het pijpleidingnet naar de INEOS Oligomers LAO/PAO fabriek in Feluy en INEOS Olefins & Polymers in Lillo en in Keulen.

    4 minuten gelezen Nummer 5
  • new-light-banner.jpg

    Industrie in een nieuw licht

    De Fransen konden deze zomer de industrie in een heel ander licht bekijken.

    Reusachtige, verlichte afbeeldingen en foto’s van mensen die werken bij INEOS en Petroineos werden geprojecteerd op enorme opslagtanks. Op gebouwen in Martigues en Port-de-Bouc werden grote foto’s van de raffinaderij in Lavéra getoond.

    Het evenement – getiteld ‘De nacht van de Industrie’ – maakte deel uit van het eerbetoon van de Europese Culturele Hoofdstad Marseille-Provence aan haar industrieel erfgoed.

    De fabriek van Lavéra – met inbegrip van dochterondernemingen Appryl, Naphtachimie en Oxochimie – is normaal gesloten voor het publiek, maar opende nu toch haar deuren.

    Martine Le Ster van Petroineos Manufacturing France SAS zei, dat meer dan 700 mensen de vestiging bezochten en deelnamen aan een busrondrit met commentaar van acteurs.

    Op andere locaties werden toneelstukken en concerten opgevoerd en ook op fabrieksterreinen van andere bedrijven werden veel bezoekers verwelkomd.

    1 minuut gelezen Nummer 5
  • unipetrol-banner.jpg

    Unipetrol heeft vertrouwen in INEOS

    De belangrijkste raffinaderij en petrochemische groep van Tsjechië heeft INEOS gekozen om te helpen bij het ontwikkelen van haar polyethyleenfabriek.

    Unipetrol heeft een licentie verleend voor het Innovene S Process van INEOS Technologies, zodat INEOS in de ethaankraker in Litvinov MD- en HD-polyethyleen kan produceren.

    Unipetrol liet weten dat de bouw van de nieuwe polyethyleenfabriek een belangrijk investeringsproject is in haar middellange termijn strategie.

    “We hebben gekozen voor de nieuwste technologie, zodat we ons huidig productportfolio kunnen innoveren en kunnen voldoen aan de moeilijkste wensen van onze klanten,” aldus Marek Świtajewski, voorzitter van de Raad van Bestuur en algemeen directeur.

    De nieuwe technologie zal ook tot verbetering van de productieveiligheid en -betrouwbaarheid leiden.

    1 minuut gelezen Nummer 5