Een door de EU gesubsidieerd project helpt bij het overbruggen van de kloof tussen verschillende industrieën aan de Humber-delta
EEN STAD die een sleutelrol heeft gespeeld in de Engelse burgeroorlog staat op het punt de wereld te laten zien wat mogelijk is als verschillende industrieën samenwerken.
Jarenlang hebben industrieën binnen hun eigen sectoren gewerkt om de efficiëntie te verbeteren, kosten te verlagen en de uitstoot van koolstof te verminderen.
Wat ze niet gedaan hebben, is kijken naar andere energie-intensieve industriesectoren om te bekijken hoe ze beter kunnen samenwerken en daarbij de beleidmakers tevreden stellen die de industrie platknijpen in hun streven naar een koolstofarme economie.
Nu is dit mogelijk - en dat doen ze in Hull in het VK - dankzij EPOS, een vierjarig door de EU gesubsidieerd project onder leiding Greet Van Eetvelde, hoofd van het energie- en innovatiebeleid bij INEOS en professor in energie- en clusterbeheer aan de Universiteit van Gent, België.
"EPOS heeft wetenschappers en ondernemers samengebracht om de industrie te helpen de uitdaging aan te gaan," zegt ze. "Het is een manier om de industrie efficiënter, kostenefficiënter, concurrentiëler en duurzamer te maken."
De afgelopen twee jaar heeft EPOS de software geperfectioneerd om hoofdingenieurs en plantmanagers in vijf doelgerichte industrieën - chemicaliën, cement, staal, mineralen en engineering - te helpen bij het identificeren van mogelijkheden om gebruik te maken van afval van industriële buren, zijstromen, activa of diensten.
Met de software kunnen regionaal verbonden bedrijven informatie met anderen delen over wat ze doen, hoe ze het doen en welke bijproducten ze produceren of eenheden die ze hebben - zonder handelsgeheimen prijs te geven.
"Het begon met INEOS, omdat we nieuwe zakelijke kansen voor zijstromen wilden creëren," zegt Greet. "We zijn ook overtuigd van de potentiële kansen die worden geboden door in alle procesindustrieën samen te werken."
Promovendi in het VK, Zwitserland, België en Frankrijk hebben virtuele profielen - sectorblauwdrukken - ontwikkeld voor de verschillende procesindustrieën, zodat ze een generische kijk kunnen delen op bijvoorbeeld hoeveel warmte en elektriciteit ze genereren, gebruiken en verspillen, en welke grondstoffen ze nodig hebben.
Hélène Cervo, een onderzoeksingenieur en promovendus bij Lavera in Frankrijk, is een van hen.
"Bij het EPOS-project gaat het om buiten vaste stramienen denken om een duurzamere toekomst op te bouwen," zei ze. "Voor mij is het enorm inspirerend omdat het ons uiteindelijk doel is om een verschil te maken voor het leven van mensen."
Ze heeft gekeken naar samenwerking met andere bedrijven bij Lavera om te zien hoe energie, materialen en diensten efficiënter kunnen worden gedeeld.
"De blauwdrukken zullen heel nuttig zijn", zegt ze. "We geloven al dat er kansen zijn voor samenwerking tussen INEOS en ArcelorMittal, omdat sommige van Arcelor's gassen energetisch of chemisch door INEOS kunnen worden gevaloriseerd."
Bij de lancering van de EPOS-projectresultaten in het Saltend Chemicals Park in Hull was het verschil dat EPOS kon maken voor INEOS en CEMEX, een cementfabrikant die zich ook aan de Humber-delta bevindt, duidelijk.
Momenteel is 80% van de brandstof van CEMEX afkomstig van afval, maar dit kan verhoogd worden als INEOS een deel van de hoogcalorische, vloeibare afvalbrandstof zou leveren die het naar zijn nutsaanbieder stuurt.
De vloeibare brandstof bevat componenten die mogelijk kunnen worden gescheiden en teruggevoerd naar het INEOS-proces. Maar de rest, dat momenteel als gevaarlijk afval wordt behandeld, zou door CEMEX als brandstof kunnen worden gebruikt om cement te maken.
"Als dat het geval zou zijn, schatten we dat de CO2-uitstoot met 1400 ton CO2 per jaar zou kunnen dalen", aldus Hélène. "Dat staat gelijk met 280 auto's van de weg halen."
Naast CEMEX 20% minder afhankelijk maken van primaire brandstoffen, zou dit ook de werking van de cementovens verbeteren en de werkingskosten voor zowel INEOS als CEMEX verlagen.
Het EPOS-project, dat het eerste in zijn soort is, heeft ook kansen geïdentificeerd voor een ander bedrijf aan de Humber-delta: OMYA, dat mineralen produceert.
Het verworpen kalkmateriaal van OMYA zou door CEMEX als grondstof kunnen worden gebruikt in plaats van kalksteen en CEMEX kan in ruil daarvoor cementovenstof leveren aan OMYA voor continue terugwinningsactiviteiten in steengroeves.
Sinds de lancering heeft INEOS geen tijd verloren laten gaan en het initiatief genomen.
Dave Skeldon, manager procestechnologie bij INEOS manufacturing in Hull, stelde dat er een geheimhoudingsovereenkomst werd gesloten met CEMEX.
"Dat is altijd de eerste stap om iets te bereiken", zei hij. "Vervolgens gaan we verder met het oplossen van alle technische problemen die zich als het ware onder het EPOS-niveau bevinden."
Elk project vereist samenwerking en investeringen van beide bedrijven. INEOS verwacht £ 900.000 te investeren in het project en break even te draaien na twee jaar. Het engagement van CEMEX en een investering van £ 400.000 pond zouden zichzelf na drie jaar moeten terugbetalen.
Stephen Elliott, CEO van de Chemical Industries Association, juichte beide bedrijven toe omdat ze snel handelden.
"Dit is een goed voorbeeld van de koolstof- en kostenbesparingen die kunnen worden bereikt door industriële symbiose in een cluster," zegt hij.
En hij hoopt dat het Chemical Sector Decarbonisation and Energy Efficiency Action Plan met BEIS binnen het Chemistry Growth Partnership voor verdere verbetering zal zorgen, zonder schade toe te brengen aan de concurrentiekracht van de chemische industrie op wereldniveau.
Maar voordat INEOS en CEMEX hun industriële symbiose kunnen beginnen, zijn nieuwe vergunningen nodig omdat sommige materialen, die momenteel worden geclassificeerd als gevaarlijk afval, opnieuw moeten worden geclassificeerd, zodat ze kunnen worden vervoerd en hergebruikt.
"Het zal niet aan de investeringen liggen dat de implementatie van EPOS wordt belemmerd," zegt Greet. "Het zal aan de afvalwetgeving liggen, dus we hebben beleidsmakers nodig die in ons verhaal meegaan."
Ironisch genoeg, zegt ze, kan de beslissing van Groot-Brittannië om de Europese Unie te verlaten het VK helpen om een voorsprong te nemen, omdat wijzigingen in de wetgeving eenvoudiger zullen zijn.
"Hoe dan ook, deze sectoroverschrijdende managementtool biedt een enorm potentieel om de concurrentiekracht en energie-efficiëntie in de Britse productiesector te verbeteren," vertelt ze.