Ooit was Groot-Brittannië het machtscentrum van de wereld. Het was een pionier in de internationale handel, legde handelsroutes over de hele wereld vast en speelde een hoofdrol in de industriële revolutie. Vele eeuwen lang was het één van de grootste economieën ter wereld. Waar is het dan fout gegaan?
Voor een natie die het pad effende voor de industrialisering en de massaproductie in de 18e en 19e eeuw, valt de waarheid zwaar.
Voor de eerste keer in de geschiedenis zakte het Britse productieaandeel in de Britse economie tot 9,4 procent: het laagste cijfer dat ooit werd opgetekend.
Jim Ratcliffe, de oprichter en voorzitter van INEOS die opgroeide in het industriële noorden van Engeland, maakt zich hierover grote zorgen.
“We zijn getuige van de trage doodsstrijd van de productie in dit land”, zegt hij. “In slechts één generatie zijn we de helft van onze productiecapaciteit verloren.”
“Twintig jaar geleden stond het Britse productieapparaat op gelijke hoogte van het Duitse”, zegt hij.“In Duitsland is de productie nog altijd sterk.”
“Deze aardverschuiving in de Britse productie betekent misschien maar een kleine wijziging in het dienstenrijke Londen en in de meeste districten in het zuiden, maar het kan met vertraging een ramp veroorzaken in vele noordelijke delen van Engeland, Wales en Schotland”, zegt hij.
In oktober vorig jaar ging de staalfabriek van Redcar in de streek Teesside dicht nadat Sahaviriya Steel Industries UK, de Thaïse eigenaars van de fabriek, failliet ging. 2200 banen gingen daarbij verloren. Anna Turley, parlementslid voor Labour, beschreef het in de krant The Northern Echo als een ‘menselijke en industriële tragedie’.
“Het is gedaan met de staalindustrie in Teesside”, aldus een arbeider die 30 jaar in de fabriek had gewerkt.
In de jaren 1970 werkten nog meer dan 200.000 mensen in de Britse staalindustrie. Vandaag zijn ze nog met ongeveer 30.000 arbeiders, maar ook die banen zijn in gevaar.
In januari werd nog meer banenverlies aangekondigd. Tata Steel bevestigde dat 750 banen verloren gingen in het Welshe Port Talbot en honderden andere banen zijn bedreigd in zijn vestigingen in Scunthorpe, Trostre, Corby en Hartlepool. Een toestroom van goedkope invoer vanuit China (waar de staalproductie overheidssubsidies krijgt), de sterke Britse pond en de hoge energiekosten in het VK worden als de redenen aangehaald.
Wat de reden ook is, het is een trend die zorgen baart.
“Als we de daling in de productie een halt willen toeroepen of zelfs opnieuw willen groeien, dan moeten we ervoor zorgen dat bedrijven een reden hebben om te investeren in Groot-Brittannië”, zegt Jim. “Wat we nodig hebben, zijn energie tegen een competitieve prijs, vakkundig personeel, een aantrekkelijk belastingregime en een regering die daarvoor wil zorgen.”
Hij zegt dat Groot-Brittannië nood heeft aan wat marketingmensen ‘USP’s’ noemen: unique selling points of unieke verkoopargumenten.
“Duitsland heeft die”, zegt hij. “Het beschikt over hoogopgeleide arbeidskrachten, ligt in het hart van Europa en heeft een geweldige productie-infrastructuur en deskundige leveranciers. Amerika heeft goedkope energie dankzij het schaliegas, opgeleide arbeidskrachten en de grootste markt ter wereld. China heeft groei, goedkope arbeidskrachten en een enorme markt.”
Het is niet de eerste keer dat Jim verklaart dat Groot-Brittannië er niet in slaagt om zichzelf aan investeerders te verkopen.
Drie jaar terug waarschuwde hij al dat Groot-Brittannië geen aantrekkelijke plaats was om te produceren. In een interview met Alistair Osborne, de economieredacteur van The Daily Telegraph, noemde hij de hoge energiekosten. Daar heeft hij alle redenen toe. Zo verbruikt de fabriek van Runcorn van INEOS dat 95 % van het chloor levert voor het Britse water, evenveel energie als de stad Liverpool.
Hij verklaarde dat het VK moet nagaan wat het te bieden heeft: alleen op die manier kan het begrijpen waarom het jammerlijk achteroploopt.
“Het zou leuk zijn als daar een simpel en duidelijk antwoord op was, maar dat is er nu eenmaal niet”, zegt hij. “Om de productie te behouden of te laten groeien is een constante stroom van investeringen nodig, want fabrieken en producten verouderen. Om nieuwe fabrieken en nieuwe producten te krijgen, zijn er investeringen nodig.”
Groot-Brittannië heeft volgens hem goedkope energie nodig of tenminste energie met een competitieve prijs.
“Dat kunnen we op dit moment niet bieden. En omdat de gasvoorraad uit de Noordzee slinkt, zal onze positie nog verslechteren”, zegt hij. “Tegelijk zitten we boven op grote schaliegasafzettingen die alles zouden kunnen veranderen.”
In de 18e eeuw bouwde Groot-Brittannië zijn rijkdom op zijn steenkoolvoorraden die overvloedig aanwezig waren en die makkelijk konden worden ontgonnen. En het zette de industriële revolutie in gang, een veranderingsproces waarin Groot-Brittannië een pioniersrol vertolkte.
Voor het Britse productieapparaat is toegang tot goedkope energie echter vandaag niet de enige kopzorg.
Jim benadrukt ook de nood aan vakkundige arbeidskrachten.
“Vroeger hadden we uitstekende opleidingsprogramma’s met leercontracten en uitstekende polytechnische en technische hogescholen”, zegt hij. “Maar de regering besloot dat alle jongeren academici moesten worden.”
Velen delen die bezorgdheid met hem. Uit een recent onderzoek van Britse producenten dat werd gepubliceerd in het Annual Manufacturing Report 2016, blijkt dat een tekort aan vaardigheden hun grootste vrees blijft.
”Om het ronduit te zeggen: ons onderwijssysteem helpt onze jongeren niet en bijgevolg zorgt dit voor problemen in de industrie”, zegt Callum Bentley, redacteur van The Manufacturer.
“Niemand verwacht dat een jongere die pas van school komt, dezelfde vaardigheden en ervaring heeft als een oudere werknemer, maar die jongere is nu slecht voorbereid op de arbeidsmarkt. En dat duurt nu al enkele decennia”, zegt hij. “Hoe langer dit blijft duren, hoe meer dit onze concurrentiekracht zal aantasten. De kloof in het begrip tussen de scholen en de arbeidsmarkt moet worden overbrugd in het belang van onze productiebasis en onze mensen zelf.”
Jim vindt het ‘bemoedigend’ dat hij hoort praten over een ‘Northern Powerhouse’: een initiatief van de overheid om het economische onevenwicht tussen het noorden en het zuiden te herstellen. Volgens hem is het vele jaren geleden dat er nog een regering is geweest die het productieapparaat zo goedgezind is geweest als de huidige Britse conservatieve regering.
Maar om eigenlijk het verschil te kunnen maken, moet Groot-Brittannië volgens hem investeerders aantrekken.
“In de heel competitieve wereld van vandaag kunnen beleggers het zich veroorloven om erg kieskeurig te zijn”, zegt hij. “INEOS heeft gekozen om een groot deel van zijn kapitaal te investeren in de Verenigde Staten. Veel andere bedrijven hebben het Verre Oosten gekozen.”
Jim roept de Britse regering op om 100 % kapitaalfaciliteiten te bieden voor investeringsuitgaven voor het productieapparaat en een belastingtarief onder 10 % voor productie.
“In de geglobaliseerde wereld van vandaag worden investeringsbeslissingen altijd vergeleken en geplaatst naast alternatieve locaties in het buitenland. Het VK is momenteel geen doel voor investeringen in productie omdat het geen USP’s heeft, die zijn broodnodig.”
Eind vorig jaar verklaarde ResPublica, een onafhankelijke, onpartijdige denktank uit Westminster, dat een grote stijging in de uitvoer nodig was om de Britse productie nieuw leven in te blazen en de economie weg te brengen van een ‘gevaarlijke afhankelijkheid van dienstenindustrieën’.
Directeur Phillip Bond zei dat buitenlanders die Britse eigendommen kopen, de waarde van het pond hadden opgedreven. Hierdoor was het voor de producenten moeilijker om te exporteren.
“De recente instorting van de Britse staalindustrie heeft gewezen op een verontrustend feit dat onze economie al te veel afhankelijk is van diensten en externe financiering”, zei hij. “De groei moet komen van de lang verwaarloosde productiesector waar de uitvoer het hard te verduren kreeg door het sterke pond. De munt heeft een belangrijke rol om de uitvoer te helpen en we moeten het probleem van de wisselkoersen die ongunstig zijn voor Britse bedrijven, aanpakken.”
Jim zou het daarmee eens zijn.
“Elke evenwichtige economie moet tot op een bepaalde hoogte de manier weerspiegelen waarop de inwoners ervan het geld in hun zakken spenderen. Als de inwoners ‘spullen’ kopen met hun inkomsten, moeten we ‘spullen’ maken in onze binnenlandse economie. Doen we dit niet, dan moeten we alle geproduceerde goederen invoeren vanuit het buitenland en ervoor betalen in vreemde valuta.”
EEN NIEUWE INDUSTRIËLE EVOLUTIE VOOR GROOT-BRITTANNIË
Een vroegere journalist van de Financial Times zegt dat Jim Ratcliffe, de voorzitter van INEOS, zich met reden zorgen maakt over de staat van het productieapparaat in het VK.
Peter Marsh zegt dat zowel de staal- als de chemische industrie extreme problemen hebben gekend.
“De de-industrialisering, het verminderde aandeel van de productie in de Britse economische output, is ver genoeg gegaan”, zegt hij. “Als we een duurzame economische groei en een betere levensstandaard willen, dan moet Groot-Brittannië opnieuw industrialiseren.”
Maar de heer Marsh, een vroegere productieredacteur bij de FT, zegt dat Groot-Brittannië dan wel terrein mag hebben verloren, het toch nog altijd een grote producent is van nicheproducten, zoals gespecialiseerde analyse-instrumenten en goederen waarvan het geen zin heeft dat die worden ingevoerd.
“Dat kan gaan van voedingsmiddelen tot matrassen en bouwmaterialen”, zegt hij.
Volgens de laatste cijfers van de VN is Groot-Brittannië de 10e grootste producent ter wereld: het maakt net iets minder dan 2% van de goederen die op de wereld worden geproduceerd. Een vergelijking: in 1895 maakte het 18 % van alle goederen.
“Groot-Brittannië mag dan niet zo groot zijn als vroeger, maar voor een land dat 1 % van de wereldbevolking uitmaakt, doet het land het toch nog niet onaardig”, zegt hij. “China is vanuit een lagere positie in de voorbije 20 jaar opgeklommen en maakt nu ongeveer 20 % van alle geproduceerde goederen. Maar het heeft ook 20 % van de wereldbevolking binnen zijn grenzen.”
De heer Marsh is nu docent en auteur van The New Industrial Revolution: Consumers Globalization and the End of Mass Production (‘De nieuwe industriële revolutie: de globalisering van consumenten en het einde van de massaproductie’). Hij richtte onlangs ook een website op over produceren in het VK: www.madeherenow.com